Mondialisering creëert een gelijk speelveld. Het concurrentievermogen van bedrijven wordt niet langer bepaald door hun omvang, land van oorsprong of voordeel in het verleden. Kleinere, jongere en lokale bedrijven hebben de kans om te concurreren met grotere, oudere en mondiale bedrijven. Uiteindelijk zal er geen bedrijf meer zijn dat andere bedrijven overmatig domineert. In plaats daarvan kan een bedrijf concurrerender zijn als het connecties weet aan te gaan met communities van klanten en partners voor cocreatie en met concurrenten voor samenwerking (co-opetition).
De innovatiestroom die ooit verticaal was (van bedrijven naar de markt), is horizontaal geworden. In het verleden dachten bedrijven dat innovatie van binnenuit moest komen; daarom bouwden ze een sterke research & developmentinfrastructuur op. Uiteindelijk beseften ze dat hun tempo van interne innovatie nooit snel genoeg was om concurrerend te zijn op de alsmaar veranderende markt. Procter & Gamble (P&G) bijvoorbeeld, kwam hier begin 2000 achter, toen de verkopen uit nieuwe producten afvlakten. Het bedrijf veranderde later zijn research & developmodel in een connect & developmodel. Dit meer horizontale model leunt op externe bronnen voor ideeën, die vervolgens gecommercialiseerd worden door gebruik te maken van interne P&G-capaciteiten. Hun rivaal Unilever is dezelfde richting opgegaan door te kapitaliseren op zijn uitgebreide externe innovatie-ecosysteem. Tegenwoordig is innovatie horizontaal; de markt levert de ideeën en bedrijven commercialiseren de ideeën.