De Tien-stappenmethode is een methode voor intervisie met een strakke en eenvoudige structuur. Het doel van de methode is de casusinbrenger te ondersteunen bij een actueel vraagstuk of een onverwachte ontwikkeling in de werksituatie.
In tien stappen wordt de casusinbrenger begeleid van het beschrijven van de situatie tot en met het formuleren van concrete acties. De centrale vragen zijn telkens: hoe verhoudt de casusinbrenger zich tot zijn rol in de casus en tot de andere actoren in die casus; wat zijn de achterliggende gedachten en aannames van waaruit hij heeft geacteerd; hoe bewust is hij zich daarvan en hoe ‘juist’ zijn ze?
De structuur van de methode zorgt ervoor dat de overige deelnemers hun eigen analyses en vraagstukken niet ‘projecteren’ op de casus van de casusinbrenger. De methode maakt het voor de casusinbrenger mogelijk controle uit te oefenen over het behandelen van de casus, omdat hij zelf bepaalt hoe ver daarin wordt gegaan. De rust tijdens de stappen zorgt voor tussentijdse reflectie bij de casusinbrenger.
Bovendien krijgen de deelnemers voldoende gelegenheid goed te letten op de vragen die anderen stellen, en hoe de casusinbrenger deze beleeft, waardoor hun eigen leerproces extra wordt gestimuleerd. Daarnaast creëert het ook voor de casusinbrenger rust omdat er veel structuur is. De deelnemers buitelen niet over elkaar met het stellen van
Wat levert de Tien-stappenmethode op?
Mede door de structuur is de Tien-stappenmethode altijd succesvol en eindigt ze op een natuurlijke wijze in heldere acties. De methode doet een nadrukkelijk appèl op het concrete handelen als gevolg van de nieuwe inzichten die zijn opgedaan.
Voor- en nadelen van de methode
Voordelen
Nadelen
- De vaste structuur van de Tien-stappenmethode kan al na enkele keren als knellend worden ervaren, met als bijkomend risico dat men minder zorgvuldig wordt in de uitvoering.
- Het doorlopen van tien stappen kan voor het gevoel veel tijd in beslag nemen.
- De methode is minder geschikt om inzicht te verkrijgen in de achterliggende waarden en normen van de casusinbrenger.
Valkuilen van de Tien-stappenmethode
- De methode bestaat uit twee fasen. De eerste fase is: de intervisievraag analyseren en concretiseren. De tweede fase is: een alternatieve richting en aanpak verkennen. In de praktijk bestaat de neiging relatief veel aandacht te besteden aan alleen de eerste fase. Als dat gebeurt, zijn de effecten minder.
- Bij nadruk op de tweede fase kunnen deelnemers in een adviesrol gaan zitten en de casusinbrenger daarmee niet helpen zelfinzichten te verkrijgen.
- Het vraagt discipline om de stappen vast te houden. Verlies van structuur leidt uiteindelijk tot verlies van focus en vrijblijvendheid.
Voorwaarden voor gebruik
- Groepsgrootte: Vijf tot acht personen.
- Tijdsduur: Anderhalf tot twee uur.
- Extra voorbereiding en benodigde middelen: Flip-over en stiften.
Stappen
Stap 1 Voorbereiding
De casusinbrenger heeft vooraf overleg met de facilitator over zijn casus, intervisievraag en de keuze van de methode. Hij bereidt de casus voor in enkele zinnen en eindigt met zijn intervisievraag: ‘Mijn vraag is …’
Hij stuurt de casusbeschrijving, intervisievraag en de naam van de methode ruim voor de intervisiebijeenkomst naar de deelnemers en facilitator.
Intervisie begint met terugkijken op de casus van de vorige keer. De facilitator vraagt aan de casusinbrenger van de vorige keer wat hij heeft gedaan met de inzichten en hoe dat uitpakte.
Stap 2 Beschrijving van de casus
De casusinbrenger schetst kort zijn casus, met de nadruk op zijn rol hierin en sluit af met zijn intervisievraag. Het betreft hier de feitelijke waarneming en de bewuste ervaring van de casusinbrenger. Hij belicht zijn handelen en de werkzaamheden die hij tot nu toe heeft verricht in die specifieke situatie.
De deelnemers luisteren.
Stap 3 De deelnemers formuleren verhelderende vragen
Iedere deelnemer formuleert voor zichzelf drie vragen die iets voor de casusinbrenger kunnen ophelderen over de relatie tussen hem en de casus. Het zijn open vragen; suggestieve vragen blijven achterwege. De deelnemers schrijven de vragen op een flip-over.
De casusinbrenger luistert goed en registreert bij zichzelf wat de vraag hem doet; hij antwoordt niet.
De facilitator ziet erop toe dat er een sfeer is waarin elke gestelde vraag tot zijn recht komt en de casusinbrenger de vraag rustig op zich kan laten inwerken.
Stap 4 De casusinbrenger waardeert de vragen
De casusinbrenger neemt in stap 4 van de Tien-stappenmethode rustig de tijd om de vragen een voor een te waarderen met: + (= warm), 0 (= neutraal) of – (= koud). Warm betekent: de vraag is relevant voor de intervisievraag. Koud betekent: de vraag is niet relevant voor de intervisievraag. Neutraal betekent: de vraag kan interessant zijn, maar onduidelijk is of die vraag iets met de casus heeft te maken. Mocht een vraag onduidelijk zijn, dan kan de casusinbrenger verhelderende vragen stellen.
De deelnemers reageren niet, er is geen discussie.
Stap 5 De casusinbrenger beantwoordt de vragen
De casusinbrenger beantwoordt de warme vragen kort en krachtig. Hij beslist zelf of hij de neutrale vragen ook beantwoordt. De negatief gewaardeerde vragen blijven onbeantwoord.
De deelnemers reageren niet, ook niet als het inhoudelijke antwoord volgens hen niet overeenstemt met de waardering die in stap 4 van de Tien-stappenmethode is gegeven.
Stap 6 Laatste vragenronde
De deelnemers krijgen in stap 6 van de Tien-stappenmethode de gelegenheid vragen te stellen over de intervisievraag van de casusinbrenger. Er wordt doorgevraagd tot er geen vragen meer zijn.
De casusinbrenger antwoordt zo kernachtig mogelijk. Er is opnieuw geen discussie. Er wordt gelet op de ‘warme’ antwoorden en gezocht naar de twijfels en de dilemma’s. De facilitator zorgt ervoor dat de casusinbrenger de ruimte krijgt de vragen te beluisteren en te beantwoorden.
Of optie: roddelen
Deze stap is te vervangen door roddelen. In plaats van vragen te stellen, praten de deelnemers over wat ze tot nu toe hebben gehoord en welke indrukken ze daarvan hebben. De casusinbrenger is aanwezig tijdens het roddelen, maar zit afzijdig. Hij wordt niet aangesproken en is niet betrokken in het gesprek.
Hij maakt notities van wat hij hoort. Na de roddelperiode wordt hem gevraagd wat hem heeft geraakt en wat hem is opgevallen.
Stap 7 De kern van de casus formuleren
De deelnemers noteren in stap 7 van de Tien-stappenmethode voor zichzelf de kern van het vraagstuk van de casusinbrenger. De deelnemers verplaatsen zich in de persoon van de casus-inbrenger en noteren de essentie van zijn vraag: ‘Mijn vraagstuk is …’ Ook de casusinbrenger noteert zijn vraagstuk zoals hij dat na al die stappen ervaart.
Het vraagstuk wordt benoemd in termen van het ‘handelen’ en de ‘rol’ die wordt gespeeld. Ook een kenmerkende stijl of een dominante opvatting van de casusinbrenger kan worden benoemd. Alle formuleringen, behalve die van de casusinbrenger, worden op de flip-over geschreven.
Stap 8 De casusinbrenger waardeert de kernformuleringen
De casusinbrenger geeft op de flip-over zijn waardering voor de opgeschreven formuleringen aan in termen van ‘warm’, ‘koud’ of ‘neutraal’ (zie stap 4). Er is geen discussie.
Stap 9 De casusinbrenger kiest een nieuwe aanpak
De casusinbrenger schrijft zijn zelf geformuleerde kernformulering op de flip-over, laat horen wat hem in de formuleringen van de deelnemers (stap 8) aanspreekt en legt uit waarom iets ‘warm’, ‘koud’ of ‘neutraal’ is.
Als de casusinbrenger dat wil, motiveren de overige deelnemers elk hun formulering.
Hierna is er ruimte om vragen te stellen aan de casusinbrenger, gericht op het gedrag, de opvatting of stijl van de casusinbrenger die maken dat het gedrag van hem niet verandert, de remmende of stimulerende factoren.
Daarna geeft hij aan wat hij wil overnemen uit de andere kernformuleringen en herformuleert zijn vraagstuk.
Vragen in deze fase van de Tien-stappenmethode kunnen zijn:
- Voor welke verandering sta jij?
- Welke elementen leiden tot het dilemma?
- Uit welke tegenpolen bestaat de aarzeling?
- Welke voordelen en bezwaren zie jij?
- Welke consequenties zie jij?
- Welke afwegingen zijn er?
- Hoe kun jij het invoeren?
- Welke stappen wil jij ondernemen?
- Wat wil jij bijleren?
- Waar wil jij voortaan op letten?
- Wat heb jij over jezelf ontdekt?
- Wat wil jij over een week of maand of kwartaal hebben bereikt?
- Wat zegt dit over de wijze waarop jij ‘leert’?
De casusinbrenger geeft aan welke nieuwe inzichten hij heeft opgedaan en wat deze voor hem betekenen. Daarna benoemt hij wat hij wil gaan veranderen in zijn handelen en hoe hij dat wil doen. Welke acties kan hij ondernemen om dat te bereiken? De deelnemers helpen hem zijn voornemens te concretiseren door vragen te stellen. Er wordt niet gediscussieerd.
Stap 10 Inzichten en reflectie op intervisie
Allen schrijven voor zichzelf de eigen verkregen inzichten op. Wat heb je geleerd van de casus en intervisievraag? Welke andere inzichten heb je opgedaan? Wat heb je geleerd van deze methode?
De opgedane inzichten worden gedeeld met de anderen.
De facilitator reflecteert met de casusinbrenger en de deelnemers op de intervisiebijeenkomst.
De reflectie is gericht op:
- de casus als leersituatie;
- het effect van de toegepaste methode;
- het werken met elkaar in de intervisiegroep.
Het maken van een reflectieverslag na de intervisie met de Tien-stappenmethode kan zorgen voor verdieping in het leren.
Bron: Praktijkboek intervisie
Door: Monique Bellersen, Inez Kohlmann