Hoe beïnvloeden en benutten we interactie in de praktijk van onze groepen en teams in de gezondheidszorg? In zijn boek Groepsbehandeling en teambegeleiding in de zorg beschrijft Willem de Haas hoe de groepsleider interactie in een groep kan sturen, in eerste instantie om die te bevorderen of juist af te remmen, om de interactie vervolgens te benutten voor de taak.
Elke groepsleider wil natuurlijk het proces (en daarmee de groep) in de gewenste richting sturen. Hoe kan zij de interactie meesturen? Daarvoor moet zij eerst zien ‘in te breken’ in de interactie tussen de groepsleden, ertussen zien te komen. De groepsleider doet dat door zich in te voegen, dat wil zeggen zich te mengen tussen de groepsleden. Dat kan zij dankzij de dubbelrol die ze heeft. De groepsleider is niet alleen leider, maar ook zelf deelnemer en speler in het interactionele veld. Dat biedt haar de mogelijkheid om via de deelnemerrol het interactionele veld binnen te gaan en de interactie tussen de groepsleden van binnenuit in de gewenste richting te sturen.
Een techniek die daarbij goed werkt, is wanneer de groepsleider ‘toestemming vraagt om binnen te komen’. Dat gebeurt altijd met een letterlijke vraag, maar is ook mogelijk door de naam van een groepslid op een vragende manier uit te spreken en de toestemmende reactie even af te wachten. Doorgaans past bij invoegen de gesprekstechniek vragen met een gelijkwaardige (meewerkende) houding. De vraag vertraagt de interactie, waardoor er ruimte ontstaat voor de groepsleider om in te voegen.
Interventie of tussenkomst
Elke interventie is natuurlijk een onderbreking van de interactie tussen de groepsleden. De Vlamingen spreken daarom van ‘tussenkomst’. Eigenlijk is dat een mooier woord dan het gebruikelijke woord ‘interventie’. Het drukt mooi uit wat er gebeurt en heeft dezelfde betekenis, maar met een minder zware connotatie. De groepsleider probeert met haar vraag een opening in de interactie te maken om ertussen te komen, waarop de groepsleden haar kunnen toelaten of niet.
Invoegen door de teambegeleider
Een team discussieert al een hele tijd over een plan om de intakeprocedure eenvoudi¬ger te maken, maar is de draad van het gesprek kwijt. Eén teamlid, Jaden, is veel aan het woord. De teambegeleider ziet steeds meer deelnemers non-verbaal afhaken. Hij besluit ertussen te komen. Teambegeleider: ‘Mag ik even tussendoor komen, Jaden?’ Het is even stil. Jaden: ‘Eh … natuurlijk.’ Teambegeleider: ‘Kunnen jullie het gesprek nog volgen?’ Ireen: ‘Hè hè, eindelijk iemand die het durft te zeggen. Ik ben al een half¬uur de draad kwijt!’
Invoegen door de groepsleider
Er ontstaat een heftige discussie met Floris, die onverwacht suggereert dat hij wil stoppen omdat hij de groep niet nuttig vindt. Groepsleider: ‘Floris?’ Floris: ‘Eh … Ja?’
Groepsleider: ‘Begrijp ik nu goed dat jij wilt stoppen met deze groep?’ Floris: ‘Nee, dat klopt niet. Zo heb ik het niet bedoeld, want …’
Interactie bevorderen
Vooraf het ontstaan van interactie vergemakkelijken
Interactie is zo belangrijk dat de groepsleider die gerust mag bevorderen. Dat begint al voorafgaand aan de groep. De groepsleider kan het ontstaan van interactie vergemak¬kelijken door van tevoren te zorgen voor optimale voorwaarden. Hoe duidelijker de taak¬organisatie, hoe gemakkelijker het proces, dus ook interactie, kan ontstaan. Als deelne¬mers weten en snappen wat van hen verwacht wordt, zullen ze sneller interactief worden.
Interactie (de groep) op gang helpen met de groepsuitnodiging
Als een groep voor het eerst bijeen is, is het heel normaal dat de groepsleden weinig initiatief nemen en afwachten wat er gaat gebeuren. De groepsleider moet als formeel leider het voortouw nemen. Zij kan de groepsleden welkom heten, met elkaar laten ken¬nismaken, nog eens duidelijk maken wat de bedoeling van de groepstaak is, en daarbij uitleggen welke interacties van hen worden verwacht.
Als dat allemaal achter de rug is, komt het moment waarop de groepsleden zelf aan het werk moeten, dat zij het initiatief moeten gaan nemen. Of het nu gaat om een geprotocolleerde opdracht of om een open groepsgesprek: de groepsleden moeten in beweging komen en met elkaar in interactie treden. Hoe krijg je op zo’n moment een groep onbekenden met elkaar aan de praat? Hoe breng je als groepsleider de interactie op gang?
Gelukkig kan de groepsleider hierbij helpen door gebruik te maken van de techniek van de groepsuitnodiging. Hiermee nodigt zij de groep op kordate toon uit met een eenvoudige, maar duidelijke zin die drie kenmerken heeft:
- De zin benadrukt een overgang.
- De zin legt de verantwoordelijkheid bij de groep.
- De zin is altijd een groepsinterventie (een individuele vorm werkt niet, omdat die de interactie met de groepsleider stimuleert, en niet die tussen de groepsleden).
Sturen met houding
Behalve met gesprekstechniek stuurt de groepsleider dit overgangsmoment met haar houding. Tijdens het uitspreken van de groepsuitnodiging maakt zij een open gebaar met haar armen naar de groep (alsof zij iets bij de groep neerlegt), gaat vervolgens dui¬delijk achterover zitten, zwijgt, en ontwijkt tijdens de stilte de op haar gerichte ogen door haar blik even op iets anders te richten. Ze kijkt bijvoorbeeld even naar buiten of naar haar tas op de grond. Iedereen voelt dan dat de groep aan zet is, en meestal duurt het dan niet lang voordat een groepslid de stilte doorbreekt.
Deze effectieve techniek om de groep aan de praat te krijgen is ook op heel veel andere momenten in een groep bruikbaar, bijvoorbeeld wanneer een groep een oefening of eindresultaat evalueert of een gezamenlijk besluit moet nemen, of nadat de groepsleider een nieuw taakonderdeel net heeft uitgelegd. In het volgende schema staat een samenvatting van deze techniek en enkele voorbeelden.
Interactie bevorderen
Als interactie op gang komt, kan het geen kwaad als de groepsleider die stimuleert. Gebruikelijk is dat groepsleden zich in het begin aarzelend opstellen in de onderlinge interactie en zich vooral richten op de groepsleider. In een beginnende groep verwachten groepsleden vanzelfsprekend dat de interactie vooral tussen hen en de groepsleider zal plaatsvinden. Deze verwachting hangt samen met het beeld van groepsleiders en hulpverleners als autoriteiten, en in elke beginsituatie willen we die graag volgen.
Om deze verwachting te vervangen door het beeld van het onderlinge gesprek, is het nodig dat de groepsleider twee ogenschijnlijk tegenstrijdige dingen doet: ten eerste niet te veel reageren op het individuele appel van de groepsleden op haarzelf, en ten tweede actief helpen de interactie tussen de groepsleden te bevorderen. Het is de soort activiteit van de groepsleider die hierbij het verschil maakt. Als zij elk appel van een groepslid persoonlijk honoreert, bevordert ze de afhankelijkheid van de groep in plaats van de spontane interactie tussen de groepsleden. De groepsleider doet er dus goed aan niet meteen elke vraag te beantwoorden, het afhankelijke appel van groepsleden te negeren, en haar blik naar de andere groepsleden te wenden. Want vaak volgen de groepsleden die blik, zodat zij zich vanzelf ook op elkaar gaan richten.
Als de groepsleider de groepsleden wél aandacht wil geven, kan zij dat het best doen door zich te richten op de interactie tussen de leden zelf. Elke voorzichtige handreiking van een groepslid naar een ander groepslid is een mogelijkheid voor de groepsleider om aan te haken. Dan is er sprake van een beginnende interactielijn. Deze interactielijn is hét aanknopingspunt voor de groepsleider om interactie te bevorderen.
Het grote belang van verbinden
Interactie is de bron van het werk in een groep of team. Geen wonder dat ‘verbinden’ een van de effectiefste technieken is. Ik ben niet de eerste die deze interactiebevorderende interventie concreet omschrijft. Yalom et al. (2005) beschrijven hoe interactiestimulerend het werkt door een vraag over een groepslid via een ander groepslid – ‘via de band’ – te stellen, en groepstherapeut Ormont (1990) noemt zijn interactiebevorderende interventie ‘bridging’. Een verbinding maken tussen drie personen heet in de systeemtherapie ‘tria¬disch interveniëren’ (Hoijtink, 2001).
De belangrijkste techniek die zij dan kan toepassen, is de gesprekstechniek verbinden. Omdat de groepsleider dan best actief mag zijn, past daarbij het best een helpende houding. De essentie van deze techniek is dat de groepsleider de interactielijn versterkt door de zender én de ontvanger bij naam te noemen en de boodschap van de zender aan de ontvanger te herhalen (meestal vragend). Daarbij trekt de groepsleider met zijn hand in de lucht een lijn van de zender naar de ontvanger. Zij benadrukt daarmee de interactielijn die zij belangrijk vindt; ze trekt die als het ware over. Vrijwel altijd gaat de interactie tussen de genoemden dan verder, en dat is precies de bedoeling. Een eenvoudiger vorm van verbinden is wat ik noem ‘de vraag via de band’. De groepsleider stelt in dat geval een vraag aan groepslid B over groepslid A (zie de voorbeelden hieronder). Ondanks de actieve techniek en houding van de groepsleider stimuleren deze combinatietechnieken juist de interactie tussen de groepsleden.
Voorbeelden van verbinden
‘Rob, zeg jij eigenlijk tegen Mira: “Het maakt me kwaad hoe je tegen Bas doet!”?’ (groepsleider trekt lijn van Rob naar Mira)
‘Sjaak, is jouw boodschap naar Marlies misschien: “Als jij zo doet, vind ik het veel prettiger om met je samen te werken!”?’
‘Vraag jij mij om daar iets aan te doen, Karin?’ (groepsleider trekt lijn van Karin naar zichzelf)
‘Zeg het maar tegen Donald, Anna …’ (groepsleider wijst naar Donald)
‘Je knikt, Sara. Wat wil je Karin en Piet daarmee zeggen?’ (groepsleider trekt lijn van Sara naar Piet en Karin)
‘Wat denk jij Khalid? Hoe kijkt Resie tegen John aan?’ (triadisch verbinden)
‘Wat vinden jullie van het verhaal van Marie?’ (via de band)
‘Heb jij een idee, Albert-Jan, wat er in Arzu’s hoofd omgaat?’ (via de band)
‘Is het voorstel van Roger een goed idee? Wat vinden jullie?’ (via de band)
Ter afwisseling is ook stilte van de groepsleider op dit soort momenten een waardevolle prikkel om interactie tussen de groepsleden uit te lokken. De groepsleider ziet vaak dat wanneer ze even wacht met haar visie te geven, zelfs al kijken de groepsleden haar vragend aan, de stilte vanzelf doorbroken wordt. Er is bijna altijd wel iemand in de groep die het initiatief neemt en zijn zegje doet. Op dat soort momenten durven ook de andere groepsleden iets in te brengen en loopt de interactie weer vanzelf, zonder dat de groepsleider heeft ingegrepen.
Ruimte geven met stilte
De groepsleider gebruikt hiervoor de gesprekstechniek ruimte geven met stilte. Die stilte is niet alleen ruimtegevend bedoeld, maar dient ook als een prikkel om interactie uit te lokken. Door de stilte loopt de spanning op, die een groepslid na verloop van tijd doorbreekt. Bij zo’n stilte past als relatietechniek het best een afwachtende houding, dus meewerkend en ondertussen rondkijkend (monitoren).
Deze combinatie van technieken bevordert de spontane interactie tussen de groepsleden in hoge mate. Ze draagt bij aan het gevoel van de groepsleden dat zij zelf kunnen en mogen sturen in de groep, en daarmee aan de ontwikkeling van een zelfstandige groep.
Door: Willem de Haas
Uit: Groepsbehandeling en teambegeleiding in de zorg