Twee kapers op de kust
Doen we de goede dingen? Dingen doen we toch wel, of we ze als goed betitelen is een tweede. Wat […]...
Hele bedrijfstakken worden soms ontwricht als gevolg van nieuwe digitale technologieën. En meestal zijn de zittende ondernemingen het slachtoffer. Onnodig, mits ze zich bewust zijn van hun eigen drempels en beperkingen en op tijd in actie komen.
Een jaar of tien geleden nam de Noorse mediagroep Schibsted een moedig besluit: het concern ging gratis online ruimte aanbieden voor rubrieksadvertenties – de belangrijkste inkomstenbron van zijn krantenbusiness. Het had al flink geïnvesteerd in internet maar besefte dat het er een forse schep bovenop moest doen om een pan-Europees digitaal bolwerk te vestigen. Nu haalt Schibsted meer dan 80% van zijn inkomsten uit online rubrieksadvertenties. Slechts weinig dagbladuitgevers lukte het om zo’n switch te maken. Achteraf is het natuurlijk altijd makkelijk praten, over hoe alles erop wees dat de disruptie eraan zat te komen. Maar als je midden in de eerste, onzekere en vaak gehypete disruptiefase zit, ziet de wereld er meestal een stuk diffuser uit. Wat opvalt, is dat gevestigde ondernemingen meestal aan de kant zitten waar de klappen vallen; de disruptie-toppers zijn veel vaker kleine aanvallers dan machtige gevestigde bedrijven. Het goede nieuws – voor gevestigde ondernemingen – is dat veel bedrijfstakken nog slechts in de begindagen van digitale disruptie verkeren. Meestal is er nog tijd genoeg om te reageren. En dat kán ook, stellen Chris Bradley en Clayton O’Toole (McKinsey), zelfs nog in een laat stadium: disruptie hoeft niet het einde van het verhaal te zijn."*" geeft vereiste velden aan