Ons feilbare denken, dat is een titel die mij direct intrigeerde. Dat wij mensen niet zo rationeel zijn als we graag denken, was iets dat me al veel langer bezig hield. Leren wordt nog altijd door velen opgevat als een rationele activiteit. Met als gevolg dat we leren als een rationele activiteit organiseren en vervolgens teleurgesteld zijn omdat het geleerde zo slecht beklijft. Maar wat als het uitgangspunt niet klopt? Als er allerlei andere factoren een rol spelen?
Kahneman laat overtuigend zien hoe weinig menselijk gedrag zich aantrekt van logische, rationele overwegingen en vaak vol zit met ācognitive biasesā ofwel denkfouten. Dat betekent niet dat we het denken maar moeten opgeven. Integendeel, Kahneman raadt ons aan om onze eigen denkfouten actief op te sporen, zodat we zo weinig mogelijk in onze eigen individuele en gezamenlijke valkuilen trappen. Dat is een advies waar ik mee verder kan en met mij hoop ik veel anderen.
Centraal concept
Het centrale concept van Kahneman is ācognitive biasā en kan worden vertaald als denkfout of ook als beoordelingsfout, vooroordeel of vooringenomenheid. Denkfouten (cognitive biases) zijn systematische fouten in specifieke situaties. Bij de introductie van dit concept was het nieuw om te stellen dat ons denken niet wordt verstoord door emoties, maar dat systematische fouten ontstaan door ons denken zelf. Kahneman gebruikt diverse andere termen voor cognitieve biases, zoals cognitieve illusies, intuĆÆtieve vooroordelen, cognitieve valkuilen of ook kortweg principes, effecten, intuĆÆties, instincten.
Inmiddels is Kahneman ook bekend vanwege de begrippen systeem 1 (āthinking fastā) en systeem 2 (āthinking slowā) die hij ontleende aan Keith Stanovich en Richard West. Kahneman gebruikt deze begrippen als metaforen voor twee manieren van denken.
De twee belangrijkste punten van de prospecttheorie (vooruitzichttheorie) zijn: voorkeuren variƫren met het referentiepunt en nadelen wegen zwaarder dan voordelen. Voorbeeld: Jack en Jill hebben allebei 5 miljoen. Gisteren had Jack 1 miljoen en Jill 9 miljoen. We begrijpen direct dat Jack blijer is dan Jill. Het referentiepunt bepaalt of iets als winst of verlies wordt gezien. Daarbij is de afkeer van verliezen groter dan het verlangen om te winnen (loss aversion). Dat leidt vaak tot een voorkeur voor de status quo. Afkeer van verlies zou ook het bezitseffect verklaren: mensen hechten meer waarde aan wat ze bezitten dan aan iets even duurs dat ze niet bezitten.
Kahneman beschrijft veel denkfouten die een gebrekkig vermogen illustreren om statistiek toe te passen. Mensen passen veeleer vuistregels (heuristieken) toe. In Ons feilbare denken (Kahnenam, 2011) bracht hij denkfouten en heuristieken onder in systeem 1. Systeem 2 beschikt over de bewuste aandacht die nodig is om de fouten van systeem 1 op te merken. Dat gebeurt niet vanzelf, want systeem 2 is gemakzuchtig en gaat daarom gemakkelijk mee in de suggesties van systeem 1.
Systeem 1 werkt automatisch en snel, met weinig of geen inspanning. Het werkt āals vanzelf ā, zonder dat je het gevoel hebt er controle over uit te oefenen. Het kan niet worden uitgeschakeld. In veel situaties is het handig, maar het reageert ook met vele denkfouten. Systeem 1 bestaat allereerst uit onze aangeboren vermogens en neigingen. Hierbij wordt vaak verwezen naar de _ veronderstelde _ evolutionaire oorsprong die de werking van mechanismen van systeem 1 begrijpelijk kan maken. Systeem 1 wordt aangevuld door onbewust verworven kennis en vaardigheden en door gewoontes die onbewuste routine zijn geworden door herhaling.
Systeem 2 vereist inspanning, het werkt alleen door bewuste aandacht. Het is verantwoordelijk als er controle op eigen gedrag moet worden uitgeoefend. Systeem 2 moet bewust worden ingeschakeld en is veel langzamer dan systeem 1. Activiteit van systeem 2 vereist zelfbeheersing en is vermoeiend. In onze samenleving dreigen we systeem 2 te overbelasten. Dat is ernstig. Wie ācognitief bezetā is neigt bijvoorbeeld eerder tot zelfzuchtige keuzes, seksistische taal en oppervlakkige oordelen in sociale situaties.
Beide systemen werken op elkaar in
Beide systemen werken op elkaar in. Als systeem 1 tekortschiet moet systeem 2 in actie komen. Om de cognitieve vooroordelen van systeem 1 en de situaties waarin die zich voordoen te leren opmerken hebben we systeem 2 nodig. Systeem 2 gebruiken we om nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven en om de bewuste inspanning te doen die nodig is om deze te automatiseren, zodat ze worden opgenomen in systeem 1. Het zogenaamde multitasken is alleen mogelijk als een activiteit die aandacht nodig heeft (systeem 2) wordt gecombineerd met een activiteit die door systeem 1 wordt geregeld. Meer activiteiten tegelijk kan systeem 2 niet aan. Aandacht vragende activiteiten hinderen elkaar.
Systeem 1 is voortdurend bezig de omgeving in te schatten. Is het veilig? Wijkt iets af van het vertrouwde? Dreigt er gevaar? Moet systeem 2 worden ingeschakeld? De inschatting van de omgeving moet snel, voor het geval directe actie vereist is. De inschatting berust op (a) eerdere ervaringen en met name wat het snelst in het geheugen opduikt doordat het recent in gedachten is geweest (beschikbaarheidsbias), en (b) de actuele situatie, waarbij geldt: āWhat You See Is All There Isā (WYSIATI). Dit betekent dat geen rekening wordt gehouden (a) met mogelijk ontbrekende informatie, (b) met framing (de wijze waarop informatie wordt gepresenteerd en de beoordeling beĆÆnvloedt), en (c) met relevante kennis die dieper in het geheugen ligt.
Een voorbeeld. Steve is verlegen, altijd behulpzaam, maar met weinig belangstelling voor mensen of wat er in de wereld gebeurt. Hij houdt van structuur en regelmaat en heeft een hartstocht voor details. Is Steve eerder een bibliothecaris dan een boer? Meestal wordt bibliothecaris gegokt. De beschrijving doet eerder een beroep op het culturele beeld van een bibliothecaris dan van een boer. Maar, zegt Kahneman: āIs het bij u opgekomen dat er in de Verenigde Staten twintig keer zoveel mannelijke boeren dan mannelijke bibliothecarissen zijn?ā Kahneman concludeert dat mensen ongevoelig zijn voor a-priorikansen. Het voorbeeld illustreert ook het belang van kennis, die met hulp van systeem 2 is verworven.
Snel conclusies met systeem 1
Systeem 1 is bedreven in snelle betekenistoekenning en snel conclusies trekken. Mensen hebben een moeilijk bedwingbare neiging om overal een verhaal van te maken en verbanden te zien. Dat leidt tot allerlei denkfouten, bijvoorbeeld het interpreteren van een willekeurige volgorde als oorzaak en gevolg, het zien van patronen in willekeurige vormen zoals wolken, het toekennen van intenties aan anderen zonder enig bewijs (attributiefouten). Het eigen verhaal wordt gemakkelijk als waarheid beleefd, daarbij geholpen door het onbewust zoeken naar informatie die het verhaal bevestigt (bevestigingsbias). De denkfout van een vast geloof in eigen oordeel wordt ook wel de validiteitsillusie genoemd.
Systeem 1 werkt associatief: het ene beeld of idee roept het andere op. Dat gebeurt ongemerkt. Een voorbeeld. Studenten dachten een woordenschattest te doen. Een deel van de studenten kreeg woorden die met ouderdom te maken hadden. Een ander deel kreeg neutrale woorden. Na afloop werd hun loopsnelheid gemeten: de eerste groep liep langzamer dan de tweede. Dit wordt ook wel priming genoemd.
Ook het halo-effect (al in 1920 beschreven) berust op associatie. Een voorbeeld. Als een docent het antwoord op de eerste essayvraag zeer positief beoordeelt, is hij geneigd de volgende antwoorden van die student ook positiever te beoordelen.
De optimistische bias
De belangrijkste denkfout is volgens Kahneman de optimistische bias. Deze is een zegen voor zover mensen er gelukkiger, actiever en vasthoudender door zijn, maar kan ook leiden tot het nemen van onverantwoorde risicoās. Deze bias komt vaak voor bij leiders en ondernemers en heeft specifiekere verschijningsvormen zoals overmatig zelfvertrouwen en de planningsfout. Van de laatste zijn talloze horrorverhalen bekend. Het zijn de plannen voor de prachtigste projecten, die helaas geen rekening houden met mogelijke misrekeningen. Is het project eenmaal op gang en blijken de kosten de pan uit te rijzen, dan wordt toch doorgezet omdat alle moeite anders vergeefs zou zijn: de denkfout van de gemaakte kosten (verwant aan loss aversion).
Nieuwe ontwikkelingen
In Ons feilbare denken zegt Kahneman dat we dankzij recente ontwikkelingen in de psychologie nu veel meer begrijpen van āzowel de wonderbaarlijke prestaties als de gebreken van intuĆÆtief denkenā. Hij concludeert nu dat intuĆÆtieve oordelen ook juist kunnen zijn en dat de correcte intuĆÆties van experts beter worden verklaard door de effecten van langdurige praktijk dan door heuristieken. Ook acht hij het een verbetering dat āemotie nu een veel grotere rol speelt in ons begrip van intuĆÆtieve oordelenā, waarbij hij verwijst naar affectheuristiek. Deze treedt op als oordelen en besluiten berusten op gevoelens van voorkeur of afkeer, zonder veel rationele overwegingen.
Cognitieve en sociale psychologen, gedragseconomen en neurowetenschappers doen allerlei onderzoek naar denkfouten en verwante fenomenen. Het aantal denkfouten met een eigen naam is dan ook uitgedijd tot een zeer lange lijst (Wikipedia: list-of-cognitive-biases). In de gedragseconomie is een reeks opvolgers verder gegaan met Kahnemans theorieƫn en onderzoek.
De belangrijkste bijdrage van de gedragseconomie aan de economische wetenschap is het inzicht dat consumenten geen rationele kiezers zijn. Met de introductie van het begrip nudge (iets dat onbewust een duwtje in een bepaalde richting geeft) lieten Richard Thaler en zijn co-auteur Sunstein zien hoe publieke en private organisaties het gedrag van mensen kunnen beĆÆnvloeden. Voorbeeld: maak het pad naar de trap goed zichtbaar en aantrekkelijk, zodat mensen de trap nemen in plaats van de lift.
Onderdeel van bredere richting
Kahnemans werk kan worden gezien als onderdeel van een bredere richting in het denken over menselijk gedrag waarbij niet langer (impliciet) wordt uitgegaan van de mens als een bewust en rationeel denkend en handelend wezen. Kahneman verwijst ook regelmatig naar onderzoek van anderen. De psychologie en de sociologie leverden ook vĆ³Ć³r en gelijktijdig met Kahneman al tal van inzichten in de valkuilen van menselijke reacties. Zo schreef Festinger zijn boek over cognitieve dissonantie al in 1957 (Festinger, 1957) en schreven Norbert Elias en John L. Scotson in 1965 over de neiging van gevestigde groepen om anderen als buitenstaanders uit te sluiten (Elias & Scotson, 1965). De evolutionaire biologie en psychologie bestuderen de mens als een organisme (te midden van andere organismen) en onderzoeken de evolutionaire oorsprong van gedrag. Neurowetenschappers onderzoeken de hersenactiviteiten die wijzen op zowel psychische activiteit (voelen, denken) als op fysieke activiteit. Daarbij blijken traditionele onderscheidingen _ zowel tussen psyche en lichaam als tussen voelen en denken _ steeds minder houdbaar.
Een van de gevolgen van de nieuwe inzichten in menselijk gedrag is de opnieuw opgelaaide discussie, onder andere in de filosofie en de rechtspraak, over de vraag in hoeverre mensen over een vrije wil beschikken _ en voor hun gedrag verantwoordelijk zijn (Sie, 2011). Ook wordt de vraag gesteld of politie en rechters niet evenzeer ten prooi vallen aan denkfouten, ten nadele van verdachten (Derksen, 2014). Die vraag kan worden gesteld voor alle professionals die anderen met hun werk beĆÆnvloeden (Bolhuis, 2016).
Praktijk en reflectie: Toepassingen
In de opvattingen over leren heeft heel lang het bewuste denken (systeem 2) centraal gestaan, met veel nadruk op begrijpen en redeneren. De juiste kennis zou vanzelf het bijhorende gedrag produceren. De weerbarstige praktijk, waarin weten en doen, kennis en gedrag, vaak helemaal niet consistent blijken, bleef een moeilijk te verklaren fenomeen. Waarom doen mensen niet wat ze in onderwijs en opleiding hebben geleerd? Dankzij Kahneman en vele anderen wordt steeds duidelijker dat het bewuste denken maar Ć©Ć©n factor is in een complex samenspel van factoren dat ons leren, dus onze interpretatie van de wereld en ons gedrag, beĆÆnvloedt.
Inzichten uit de gedragseconomie worden allereerst in marketing toegepast, bijvoorbeeld reclamecampagnes en winkelinrichting. Een auteur zoals Dan Ariely maakt de gedragseconomie toegankelijk voor een breed publiek, zowel de manieren waarop we onszelf voor de gek houden (Ariely 2012) als ook de voordelen van irrationeel gedrag (Ariely, 2015).
Ook overheden zijn zich gaan bezighouden met het beĆÆnvloeden van gedrag door stimuli in de omgeving. Dit is mede te danken aan Thaler, die met Sunstein de bestseller Nudge schreef (Thaler & Sunstein, 2008). Thaler was betrokken bij het oprichten van het Behavioural Insights Team dat de Britse overheid moest adviseren over hoe het publiek duwtjes te geven in de gewenste richting, bijvoorbeeld gezonder gedrag. In Nederland adviseerden diverse adviesraden de overheid over het benutten van gedragswetenschappelijke kennis (bijv. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid 2014). Bij toepassingen gaat het zowel om omgevingsinrichting (trap versus lift) als communicatie (hoe worden voordelen en risicoās van een nieuw vaccin gepresenteerd). Beleggers kunnen hun investeringen rendabeler maken door cognitieve bias bij anderen en zichzelf te onderkennen. Thaler richtte daartoe zelf een asset management firma op die rekening houdt met cognitieve biases, zoals afkeer van verlies, bezitseffect en status quo verdedigen.
Organisaties kunnen veel leren van gedragswetenschappelijke inzichten en daarvan profiteren. Bijvoorbeeld bij het opstellen en managen van projecten (planningsfout, afkeer van verlies, fout van gemaakte kosten), organisatieverandering (bezitseffect, nudging), aannemen en beoordelen van personeel (halo-effect, affectheuristiek, attributiefouten, validiteitsillusie) en bij de marketing van diensten en producten.
Daarvoor is noodzakelijk dat management en personeel goed op de hoogte zijn van allerlei cognitieve valkuilen Ć©n hun werkwijze zo hebben georganiseerd dat iedereen zich vrij voelt om elkaar aan te spreken. Vervallen we hier niet in de planningsfout? Lijdt onze beoordeling niet aan een halo-effect (Van der Leest, 2018)?
Inzicht in de valkuilen van menselijk gedrag is toepasbaar in ieders leven. Zo wijst Kahneman erop dat de denkfout van gemaakte kosten mensen te lang vasthoudt in slechte banen, ongelukkige relaties en uitzichtloze projecten. De fout van het afgaan op eerste indrukken verhindert het zoeken naar meer informatie. Attributiefouten, de bevestigingsbias en de ongevoeligheid voor toeval brengen een onterecht geloof in eigen interpretaties mee en onjuiste oordelen over anderen.
Kritische noten
āCognitive biasā wordt niet erg duidelijk gedefinieerd. Daarbij lijkt er nogal eens overlap te zijn tussen diverse biases. Bij het vele vervolgonderzoek is dat nog sterker. Sommige cognitieve biases betreffen heel specifieke fouten in specifieke situaties, andere zijn heel algemeen geformuleerd. Het lijkt soms alsof elke onderzoeker een eigen type wil benoemen. Dat komt de bruikbaarheid niet ten goede.
Kahneman spreekt over denken, maar gaat het niet primair over gedrag? Systeem 1 wordt beschreven in termen van snel en onbewust _ dus niet nadenkend _ reageren. Gedragseconomische onderzoekers zijn geĆÆnteresseerd in wat mensen doen (kopen ze dit of dat in deze situatie) en niet zozeer in de vraag of ze daarbij denken, en zo ja, wat. Als naar argumenten wordt gevraagd is duidelijk dat mensen die achteraf bedenken.
Evolutie- en cognitiepsychologen wijzen erop dat heuristieken niet irrationeel zijn, maar in de loop van de evolutie zijn ontwikkeld als adaptieve manieren om snel te reageren in onzekere contexten (Todd, Gigerenzer & ABC Research Group, 2012). Problemen in het echte leven zijn vrijwel nooit met alleen logica op te lossen. De menselijke rede is geƫvolueerd in een sociale context. Onze redeneringen zijn bedoeld om anderen te overtuigen en tot gedeelde besluiten en denkbeelden te komen (Mercier & Sperber, 2018; Sloman & Fernbach, 2017). Recent is er kritiek op de psychologie als wetenschap, omdat onderzoeksresultaten bij herhaling geen stand blijken te houden. Dat geldt ook voor sommige verschijnselen die Kahneman noemt, bijvoorbeeld priming.
Ondanks Kahneman en anderen heeft de economische wetenschap nog steeds veel moeite met het incorporeren van inzichten in menselijk handelen. Bij Thalers Nobelprijs in 2017 werd gemord dat psychologie niet in de economie thuishoort. De klassieke economische theorie blijft dominant en dat wordt weerspiegeld in het schoolvak economie, de lerarenopleidingen economie en _ last but not least _ de politiek.
Bron: Canon van Leren en Ontwikkelen
Door: Sanneke Bolhuis