Decennialang was de overtuiging gemeengoed dat een bedrijfshiërarchie er is om plat gemaakt te worden. Spreiding van verantwoordelijkheden in de breedte zou immers leiden tot meer betrokkenheid, kostenbesparing, een kortere reactietijd en een enthousiasmerend bedrijfsklimaat. Maar heeft het gewerkt? Julie Wulf, hoogleraar aan de Harvard Business School, onderzocht het. De uitkomsten waren op zijn zachtst gezegd verrassend…
Als vrouw van de wetenschap spreekt Wulf er haar verbazing over uit dat de bovenstaande veronderstelling nooit serieus in twijfel is getrokken. Hebben afgeplatte organisaties werkelijk verantwoordelijkheid overgeheveld naar minder hooggeplaatste managers? Of ging het om een uitruil? En leidde dat tot de beoogde resultaten, tot sneller en effectiever inspelen op een wispelturiger markt? Of kwam het misschien toch neer op kwartetten met taakomschrijvingen, met als nettoresultaat een langgerekte stoelendans? Of uiteindelijk zelfs op een meer gecentraliseerde hiërarchie? Wulf presenteert over dit onderwerp een uitgebreide studie, bestaande uit een zorgvuldige combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve deelonderzoeken. Het spitste zich allereerst toe op interne verslaglegging, taakomschrijvingen en beloningssystemen binnen driehonderd grote Amerikaanse ondernemingen, over een periode van ongeveer vijftien jaar. Aansluitende interviews met CEO’s maakten duidelijk waar uitgangspunten en praktijk elkaar overlapten, of juist niet. Laten we eens kijken welke managementlaag in aanmerking kwam voor eliminatie, en welke gevolgen dit had voor de resterende organisatiestructuur.Weg met de COO!
In veel gevallen bleek met name de Chief Operating Officer (COO), direct onder de CEO, als eerste voor de bijl te gaan. Het ging immers om een schakelpositie tussen de CEO en de rest van de onderneming. Omdat CEO’s in de interviews aangaven ‘dichter op de dagelijkse operaties’ te willen zitten, ligt het dan ook wel voor de hand juist deze functie op te heffen. (Als opleidingsplek voor een toekomstige CEO komen ook andere functies in aanmerking.) Wulf keek daarnaast naar het gemiddelde aantal posities in de bedrijfshiërarchie tussen de CEO en de divisiemanagers. Dat aantal bleek met 25% te zijn afgenomen tussen 1986 en 1999! Een niet onbelangrijke vraag is dan hoe deze afplattingsoperatie is opgevangen. Als bijvoorbeeld ondernemingen worden omgevormd tot minder, maar grotere divisies, komen de divisiemanagers vanzelf dichter bij de top te staan. Ook dit wordt door het onderzoek bevestigd. Het aantal topmanagers dat direct aan de CEO rapporteert nam in dezelfde periode toe van 4.5 tot 7. Ondertussen verdubbelde de omvang van de directies. Dat kwam overigens niet alleen door het afplatten en de gevolgen daarvan voor de managementstructuur. Nieuwe functies als Chief Information Officer of Chief Human Resource Officer werden snel belangrijk. Tegenwoordig zitten zij bijna altijd in de top van de onderneming. Maar wat betekent dit voor de verhoudingen binnen de onderneming, zeker met het oog op de verwachte nieuwe rol van divisiemanagers?Nieuwe taakopvatting voor de CEO
Als de CEO dichter op de dagelijkse operaties zit, in hoeverre veranderen dan de besluitvormingsprocessen binnen de onderneming? Praten we over bottom-upprocessen? Of moeten we eerlijkheidshalve toch terugvallen op de term ‘topdown’? Wulf constateert dat lagere managers in een afgeplatte organisatie weliswaar meer beslissingen kunnen nemen, maar dat de CEO in de nieuwe praktijk ‘dieper’ in de organisatie aanwezig is. Zijn aanwezigheid wordt in meer onderdelen van de organisatie direct merkbaar. Kijken we naar de totale samenstelling van de directie dan wordt zichtbaar dat daar veel functies zijn gecentraliseerd. Niet in de laatste plaats dus mogelijk gemaakt door steeds maar voortschrijdende mogelijkheden van IT. De nieuwe beloningsstructuur maakt duidelijk dat de veranderde positie van functioneel managers hoger wordt gewaardeerd. Dat betekent in de praktijk meestal dat zij ook meer beslissingsbevoegdheden hebben. Die bevoegdheden komen deels bij de divisiemanagers vandaan. Het lijkt met elkaar in tegenspraak. Of viel er nog een hobbel te nemen op het gebied van besluitvormingsstructuren? De voorlopige en vrij opzienbarende conclusie kan luiden dat afplatten leidt tot zowel decentralisatie als centralisatie!Het onderzoek van Julie Wulf, een kort overzicht
Wulf combineerde voor haar studie naar het afplatten van bedrijfsorganisaties diverse deelonderzoeken.- Dataonderzoek naar taakomschrijvingen, rapportageverhoudingen en beloningsstructuren bij 300 grote Amerikaanse (Fortune 500) ondernemingen, in de periode tussen 1986 en 2006. Het gaat om bedrijven met een gemiddeld personeelsbestand van 50.000 werknemers. Gekeken is onder meer naar de positie van de CEO ten opzichte van andere topfuncties.
- Interviews met zeven CEO’s uit diverse bedrijfstakken (eveneens Fortune 500). Deze vonden plaats in 2011 en dienden om eerder vastgestelde feiten te checken.
- Onderzoek naar besteding van werktijd door CEO’s. Dit diende om te onderzoeken of de verhalen en de praktijk overeen kwamen. Het ging bijvoorbeeld om tijd die alleen werd doorgebracht of tijd die werd besteed aan interactie met anderen (binnen en buiten de onderneming). Dit gaf tevens een beeld van het karakter van de omgang met ondergeschikten.