Vertrouwen is goed, controle is beter. Het was een van de vele one-liners die we tijdens de militaire officiersopleiding aan de KMA tot vervelens toe naar ons hoofd geslingerd kregen. Controleren of je zelf, en je buddy, en je pelotonsgenoten alles bij zich hadden, controleren of alle wapens schoon waren, controleren of iedereen genoeg eten, drinken, munitie had. En bij bevelsuitgifte controleren of iedereen het bevel tot in details begrepen had. Door vragen te stellen. Aan iedereen. Over hun specifieke taak, of de taak van de groep, of over de taak van het peloton, over de communicatiemiddelen, over het herkenningsteken eigen troepen, over de start van de aanval, over de bevelsopvolging, over de krijgsgevangenenafvoer, over de drills bij vijandcontact. Over alles. Controle tot de max.
Het stond me wel eens tegen, al dat eeuwige gevraag en gecontroleer. Toch zag ik ook het nut er wel van in. Het was immers geen kattenpis waar we voor opgeleid werden. Er konden doden gaan vallen, zeker als de opdracht niet goed begrepen was, of wanneer de drills en skills niet goed werden uitgevoerd. De controle was nodig om ervoor te zorgen dat alles zo gladjes en soepel mogelijk verliep. De controle was nodig om ervoor te zorgen dat ik als commandant zou weten dat ik alles goed had uitgelegd, en als ze het niet begrepen, ik het opnieuw zou moeten vertellen, uitleggen en oefenen, totdat iedereen het wel begreep en kon uitvoeren. Inclusief ikzelf.
Hecht team
Uiteindelijk was de controle dus keihard nodig om daarna in vertrouwen het werk te kunnen doen. Om erop te kunnen vertrouwen dat iedereen altijd op de goede manier zou reageren, om erop te vertrouwen dat ik niet per ongeluk door eigen troepen onder vuur genomen zou worden, om erop te kunnen vertrouwen dat iedereen inzetbaar was, geen honger had, geen dorst had, en genoeg kogels had om de opdracht te kunnen uitvoeren.
Want dat uitvoeren ging in relatief grote vrijheid. Waarbij iedereen zijn of haar taak uitvoerde, in stilte, geconcentreerd, gefocust, doelgericht, soms op kilometers afstand van elkaar vandaan, zonder contactmogelijkheden. Door het vele oefenen, controleren, evalueren, weer oefenen, weer controleren en weer evalueren, net zolang tot het perfect was en dan nog een keer om zeker te weten dat het perfect is, ontstond een hecht team. Een team dat alles kon uitvoeren.
Werken in vertrouwen
De controle was nodig, om uiteindelijk te kunnen werken in vertrouwen. En de controle was niet alleen van teamleider naar beneden. Nee, die controle kwam keihard terug. Als de commandant iets was vergeten, iets niet goed deed, dan kreeg die commandant dat te horen. Want een commandant die het niet goed doet, of zich onttrekt aan het team, is een commandant die gevaar oplevert voor het team. En dat wil het team niet. Het team wil een goede commandant, dus helpen ze de commandant goed te worden. Zijn leven hangt er van af. En hun eigen leven ook. Letterlijk soms.
En dat is een verschil met veel bedrijven. Daar controleren managers hun team, maar zijn ze zelf vaag over wat ze doen, en draaien ze niet mee met de teams. En geven ze de teams geen tijd en ruimte om te leren en ze doen zelf al helemaal niet mee in het leerproces. Het leren moet in de praktijk gebeuren, en dan is iedereen als de dood dat er fouten gemaakt worden. Daardoor stopt het controleren iet. En ontstaat er geen ruimte om collega’s in vertrouwen hun werk te laten doen. Ruimte die wel ontstaat als er geoefend kan worden en als de feedback en het leren twee kanten op werkt.
Kortom controle is in beginsel goed, maar alleen als het leidt tot werken in vertrouwen. Want pas dan kun je als team en leider echt resultaten boeken.
Door: Eduard van Brakel
Eduard van Brakel is eindredacteur van Management Impact. Samen met prof.dr. Bas Kodden schreef hij het boek Leidinggeven is omgekeerd opvoeden.