Honderdduizenden mensen kijken jaarlijks wielerwedstrijden als de Tour de France of de Amstel Gold Race. Of zien wielrenner Tom Dumoulin de Ronde van Italië winnen en het goud grijpen op het Wereldkampioenschap tijdrijden. Wat ook Annemiek van Vleuten deed op de tijdrit. Maar ze zien ook Chantal Blaak wereldkampioen worden. Joop Zoetemelk en Jan Jansen zijn nog steeds volkshelden omdat ze buitengewone prestaties leverden door de Ronde van Frankrijk te winnen.
In het wielerpeloton heersen vele geschreven en ongeschreven regels. En veel van die wielerwetten zijn ook toepasbaar in de dagelijkse praktijk van de manager.
- Eet eerst het bordje van een ander leeg
Wielrenners proberen zo te koersen dat hun grote concurrenten eerst al het werk doen, waardoor ze zelf energie sparen om met een machtige eindspurt te winnen. De ploegen worden er zelfs zo op ingericht. Vele keren wordt er getraind om een treintje te maken. Verschillende wielrenners uit één ploeg doen om de beurt hun taak. Ze rijden op kop om hun kopman in de juiste positie af te zetten voor een eindsprint, of op de juiste positie om de slotklim te beginnen. Zo kun je ook jouw team inzetten: allemaal een taak, om uiteindelijk één man of vrouw het te laten afmaken. - Als je demarreert, kijk je niet om
Als een wielrenner wegsprint, dan kijkt hij pas na een kilometer om of hij echt de voorsprong heeft. Een wielrenner waagt, en is dan gefocust op zijn eigen prestatie. De wielrenner kijkt niet op, of om. Met jouw team kun je dat ook doen: je start een project, en je gaat er vol voor. De eerste tijd kijk je als manager even niet om je heen, pas als je behoorlijk wat meters hebt gemaakt, ga je kijken hoe jouw project ervoor staat ten opzichte van de organisatie of concurrentie. Want als je gelijk al gaat kijken, kom je nooit op gang, kom je nooit weg. Als je al op kop ligt, ontstaat er een nieuwe situatie. De concurrentie of de organisatie moet hun best gaan doen om jou in te halen, omdat jij de voorspong hebt. - Kijk waar je naartoe gaat
Daar waar je naartoe kijkt, daar ga je heen. Als een wielrenner te lang naar links kijkt, zullen zijn handen en daarmee zijn koers volgen. Als een wielrenner kijkt naar de valpartij, dan ligt hij er bij. Als hij kijkt naar de ruimte buiten de valpartij, heeft hij grote kans om de kluwen kermende, krakende, gebroken fietsen en renners te ontwijken. Als manager kijk je dus waar de ruimte ligt, waar de kans is, want dan beweeg je er bijna automatisch naartoe. - Als je stuk zit, zit je tegenstander dat ook
Als de verzuring bij een wielrenner uit zijn oren komt, als de pijn niet te harden is, als ze denken dat ze van moeheid bijna van de fiets vallen, dan vallen ze aan. Want als jij stuk zit, dan zit je tegenstander dat ook. Dan gaat het om de mentale kracht om juist op dat moment een dreun uit te delen aan de concurrentie. - Als je valt, ga je door
Een voetballer die valt, schreeuwt om de dokter. Een wielrenner die valt, schreeuwt om zijn fiets. Wielrenners vallen vaak en hard. En staan weer op. Of ze nu in het prikkeldraad komen, botten breken, of onder de wonden zitten, ze stappen meteen weer op hun fiets. Want ze weten dat je alleen kunt winnen als je blijft fietsen. Vallen hoort erbij, fouten maken ook, dat is niet erg, zolang je maar weer op de fiets stapt. Opgeven betekent verliezen, blijven fietsen betekent dat je nog kunt winnen. - Het hogere doel is heilig
Chris Froome won dit jaar de Tour de France zonder ook maar één etappe te winnen. Het hogere doel, het winnen van de Tour, was belangrijker dan het winnen van etappes. Dé les is dat je niet alles hoeft te winnen om uiteindelijk de beste te zijn. Verdeel en heers. Veel topwielrenners laten de etappes aan de anderen, waardoor ze steun krijgen van diezelfde anderen bij hun doel. Voorwaarde is wel dat je als manager altijd bij de les bent, en de kopgroep in het vizier houdt
Door: Eduard van Brakel