Hoe goed ken jij jezelf ? Het is een grote vraag. Waar te beginnen? Bij waar je woont? Wat je doet? Wat je beweegt? Er is eigenlijk zo veel zelf. Het lijkt bijna onbegonnen werk en toch is het de moeite waard om het onderzoek aan te gaan. Dat vond Aristoteles ook: hij zei niet voor niets dat jezelf kennen het begin van alle wijsheid is. Maar als je jezelf kent, heb je nog niet vanzelfsprekend weet van je identiteit. Identiteit en zelf zijn twee verschillende dingen. Wat is zelf, wat is identiteit en wat maakt het verschil?
Wat is zelf?
Willen we iets over het zelf begrijpen, dan is de Amerikaanse filosoof en psycholoog William James (1842-1910) een voor de hand liggende bron. In zijn invloedrijkste werk op het gebied van de psychologie, The Principles of Psychology (1890), schrijft hij uitgebreid over het zelf dat, zo stelt hij, drie bestanddelen (constituents) heeft: material Self, social Self en spiritual Self (p. 292):
- Het materiële zelf gaat over alles wat tastbaar is. Denk daarbij aan je lijf, je kleding, je huis, je boeken, je bezit, maar ook aan je kwaliteiten en talenten.
- Het sociale zelf betreft dat deel van het zelf waar het om relaties draait, zoals je gezin, je familie, je vrienden, je collega’s, en ook dat wat zich binnen de relaties afspeelt: erkenning, gezag, reputatie.
- Het spirituele zelf gaat om alles wat zich binnen iemand afspeelt. Dan hebben we het over onze drijfveren, zingeving, motivatie, waarden, inspiratiebronnen, overtuigingen.
Zelfkennis
Zelfkennis gaat dus over het kennen van alles wat bij jou hoort. Het verkennen van alle aspecten van jezelf. Samen zijn dat de delen die jou maken. Deze bestanddelen van het zelf – materieel, spiritueel, sociaal – vormen de eerste van drie lagen die volgens James samen het zelf uitmaken. Vanuit de bestanddelen van het zelf komen we bij de tweede laag, de laag van de emoties. Alles wat echt van jou is, roept emoties op: fijne emoties als ze groeien, maar ook negatieve gevoelens als wat van jou is bedreigd wordt. De bestanddelen en de emoties samen roepen op hun beurt weer acties op: beschermen, onderzoeken wat er aan de hand is of onszelf laten groeien. Die acties vormen de laag van de handelingen. De drie lagen bij elkaar houden ons in beweging. De uitspraak ‘je bent weer een ervaring rijker’ geeft dit mooi weer.
Wat is identiteit?
Niet alle bestanddelen van het zelf zijn even belangrijk voor ons. Ze vormen in eerste instantie een ruime verzameling mogelijkheden van wie jij zou kunnen zijn. Je hebt dus iets te kiezen als het om je identiteit gaat. Maar die keuze wordt ingeperkt door onze behoefte om tot op zekere hoogte consistent en herkenbaar te zijn. Niet alle onderdelen van je zelf passen immers zomaar bij elkaar. Om James te parafraseren (James, 1890, p. 310): je zou in principe tegelijkertijd aantrekkelijk én dik én goed gekleed kunnen zijn, atletisch, miljoenen per jaar verdienend, grappig, een bon vivant, een vrouwenverslinder én een staatsman, een filantroop, een filosoof, een ontdekkingsreiziger en een heilige kunnen zijn. Je kunt van alles kiemen in je zelf hebben die je kunt ontwikkelen. Maar, zegt James, alles tegelijk is onmogelijk, want miljonair én een heilige zijn schuurt nogal en een bon vivant en filantroop komen hoe dan ook met elkaar in botsing.
We moeten dus op zoek naar wat we als het ‘diepste’ van onszelf beschouwen, wat we het liefst willen zijn, wat ons het meest dierbaar is, wat ons het meest na aan ons hart ligt. Daarmee ontstaat het beeld of verhaal van ‘dit ben ik, dit is mijn identiteit’. Identiteit is daarmee uit dat grote zelf die kleine verzameling van kenmerken die echt bij ons horen, die we willen ontwikkelen, die ons aan het hart gaan, die ons dierbaar zijn, waar we kwetsbaar op zijn, waar we het hardst voor werken om ze te beschermen.
Waar gaat identiteit over?
Identiteit is dus te beschouwen als een deelverzameling van het zelf. Het is het verhaal dat je over jezelf vertelt. Identiteit gaat over de kernvraag: wie ben ik en wie wil ik zijn? Het gaat dus over wat je onvervreemdbaar je kleur geeft. Maar dat verhaal is niet stabiel. Het is continu in ontwikkeling door nieuwe (cognitieve, affectieve en sociale) ervaringen en situaties waarin je terechtkomt. Identiteit ontwikkelt zich altijd in een context (Vignoles et al., 2006).
In elke context komt je identiteit tot uitdrukking, maar niet altijd op dezelfde manier, omdat elke context specifieke aspecten van je identiteit raakt. Soms geef je zonder veel overwegingen gehoor aan het appel dat je voelt vanuit je omgeving, maar je kunt ook heel bewust kiezen jezelf te laten zien zoals jij dat wilt. Met elke nieuwe ervaring voeg je ook elementen toe aan je identiteit. Hoe meer verschillende ervaringen je opdoet, hoe ‘complexer’ je identiteit wordt.
Het verschil tussen zelf en identiteit
Samenvattend, zelf is groter dan identiteit. Het zelf kan allerlei kenmerken bevatten die je wellicht niet als essentieel ziet, die niet je ‘kleur’ bepalen. Het zelf omvat al je zelfkennis, dus ook antwoorden op vragen als: wat voor een soort persoon ben je? Welke talenten heb je? Ongetwijfeld heb je een aardig aantal kwaliteiten of competenties of bezittingen die weliswaar fijn zijn om te hebben, maar toch ook gemist kunnen worden, zonder je kleur te verliezen.
Identiteit is wat overblijft als je de deelverzameling maakt van kenmerken die jou je kleur geven, die je echt niet kwijt wil. Situaties waarin je geraakt wordt zijn vaak situaties waarin aspecten van je identiteit in het geding zijn. Identiteit laat niet onverschillig.
Zowel zelf als identiteit kun je je het beste voorstellen als een wolk van kenmerken en kwaliteiten, in plaats van iets wat stevig omlijnd is. Die wolk is een deelverzameling van het grotere zelf. Kenmerken die daarin zitten zijn bepalender, voelen dichterbij, geven meer aan van wie je wilt zijn in deze wereld, hoe je wilt bijdragen. Die wolk is in beweging, omdat jij in beweging bent en voortdurend (nieuwe) ervaringen opdoet. Identiteit is kiezen: wie wil je zijn, wat wil je van jezelf beschermen, wat wil je niet kwijt?
Verbinding met emoties
De identiteit van iemand die veel heeft meegemaakt, veel verschillende banen heeft gehad en in veel verschillende omgevingen ervaringen heeft opgedaan, is waarschijnlijk complexer dan bijvoorbeeld de identiteit van mijn ouders. Dergelijke complexiteit geeft stevigheid, omdat je wolk van kenmerken dichter, rijker, sterker onderling verbonden is. Je identiteit helpt je uiteindelijk om sturing te geven aan je eigen ontwikkeling, om goed samen te kunnen werken, om wijsheid te ontwikkelen.
Dat je identiteit echt over jou gaat en iets dierbaars en belangrijks vertegenwoordigt, merk je aan de verbinding met de tweede laag waar James ons op wees, die van de emoties. Als iets je raakt in een gesprek, in wat je leest of door wat je toevallig hoort, is de kans groot dat een aspect van je identiteit in het spel is. Zoals jij ook goed bij een ander op identiteitsniveau iets kunt teweegbrengen. Voorzichtigheid en respect zijn dan geboden.
Vier redenen om de stap naar identiteit te maken
Waarom is het belangrijk om het niet bij zelfkennis te houden, maar de stap te maken naar identiteit? Dat heeft een viertal redenen:
- Als je weet waarin jij uniek bent, leer je ook de uniekheid van de ander beter zien en waarderen. Dat maakt samenwerken gemakkelijker, prettiger en effectiever (wijsheid).
- Als je beter weet wat je talenten en kwaliteiten zijn en wat jij wilt toevoegen, kun je beter focussen en wordt de vraag wanneer doe ik het nu goed (excellentie) minder spannend.
- Als je weet wat voor jou belangrijk is, kun je andere dingen gemakkelijker van je laten afglijden en neemt je veerkracht toe (veerkracht).
- Als je beter weet wat echt belangrijk is voor jou, kun je je eigen ontwikkeling beter vormgeven (zelfsturing).
Bron: Stevig (leren) staan
Door: Manon Ruijters, Gerritjan van Luin, Niek van Benthum, Désirée Bierlaagh