‘Ik ben een pragmatische idealist, want je moet duurzaamheid praktisch aanpakken.’ Geanne van Arkel, Head of Sustainable Development van Interface, werd uitgeroepen tot MVO Manager van het Jaar 2018 en ze houdt niet van teveel poespas. ‘Je moet het gaan doen, want er is heel veel dat je kunt doen om bij te dragen’.
Volgens Van Arkel begint het allemaal bij het besef dat je kunt leren van de natuur. Op die manier begon tapijttegelfabrikant Interface in de jaren ’90 van de vorige eeuw met het werken aan duurzaamheid. En nu het bedrijf wereldwijd gezien als toonaangevend op het gebied van duurzame innovatie en inclusieve circulaire businessmodellen. Van Arkel spreekt van een verschuiving van het herstellen van de natuur naar bijdragen aan regeneratie van de natuur. En om dat bereiken benoemt van Arkel 7 fronten: ‘We werken zonder afval, met gezonde materialen, met hernieuwbare energie, met gesloten cirkels, gebruikmakend van wat lokaal aanwezig is, betrekken iedereen en werken aan nieuwe partnerschappen en businessmodellen.’Woorden en daden
En met die instelling werkt Van Arkel dus ook aan een betere wereld bij Interface: ‘We willen een bedrijf zijn dat van toegevoegde waarde is voor de maatschappij. Dan moet je je focussen op het hebben van positieve impact, en om bij te zorgen dat je bijdrage herstellend wordt, moet je je negatieve impact elimineren. Onze deadline daarvoor is 2020.’ En dat het niet alleen bij worden blijft, maar vooral gaat om daden blijkt als de MVO-manager van het Jaar de resultaten van die instelling opsomt: ‘Onze CO2-footprint in productie ligt nu al 96% lager dan eerst. Dat is nagenoeg klimaatneutraal. De footprint van een gemiddelde Interface tapijttegel ligt 66% lager dan in 1996. Wereldwijd draait 88% van onze sites (Fabrieken – red) op hernieuwbare energie. 58 procent van onze grondstoffen is gerecycled of biobased. En we kunnen tapijttegels maken met 100% gerecycled nylon of met 67% biobased garen. De rug bestaat al grotendeels uit gerecycled kalk, we hebben een rug ontwikkeld waarin gebruikt is maakt van een biobased plastic, en we hebben een lijmvrije installatiemethode ontwikkeld. Dus we zijn continu aan het kijken hoe we het gedachtegoed uit de jaren ’90 – leren uit de natuur – in de praktijk te brengen. En nu merken we gelukkig ook dat door de populariteit van circulaire economie steeds meer mensen met circulaire businessmodellen aan de slag gaan, waarin duurzaamheid een grote rol speelt.’Het gaat verder
Maar dat is nog niet genoeg. Interface wil verder, daarbij geïnspireerd door Paul Hawken, die bekend werd van het boek de Ecology of Commerce, maar de afgelopen jaren aan Project Drawdown werkte, waarin hij 100 klimaatoplossingen doorrekende. Van Arkel vertelt wat haar daarbij zo inspireert: ‘Er is veel dat we zelfs als individu kunnen doen, en dat hebben we op ook op ons bedrijf toegepast. We hebben een plan gecreëerd, waarbij de basis het radicaal terugbrengen van onze carbon foorprint is door resource efficiënt te zijn én circulair te ondernemen. Dus eigenlijk door te doen waar we ons de afgelopen 24 jaar mee bezig hebben gehouden. We hebben een prototype ontwikkeld van een biobased tapijttegel die CO2 opslaat, met een negatieve carbon-footprint dus, en een deel van de lessen die we daarmee geleerd hebben, zijn nu al verwerkt in andere tapijttegels van ons. Nu is de vraag of we onze fabrieken ook zo kunnen maken dat ze bijdragen aan een beter buitenklimaat: lucht zuiveren, water vasthouden, habitat creëren. Het beeld van een fabriek als een bos, dat triggert me.’ Van daaruit gaat ze verder: ‘We moeten de sociale dimensie verder integreren. We willen inclusieve circulaire businessmodellen maken. We hebben eerst samengewerkt met onze garenfabrikanten om te kijken hoe we van olie af konden komen door gerecyclede en biobased garens te ontwikkelen, en toen zijn we op zoek gegaan naar mogelijkheden om de modellen inclusief te maken.’ Ze noemt als voorbeeld het model van Net-Works voor het recyclen van afgedankte visnetten. Deze zogenoemde spooknetten drijven in de zee en vormen zo’n 10% van de plastic soep, de netten degraderen niet, maar vissen meer dan 600 jaar door, hetgeen uiteraard ten koste gaat van biodiversiteit in de zee. Vissers in onder meer de Filipijnen vissen nu niet meer alleen op vis, maar ook op visnetten. Die visnetten verkopen ze aan de garenfabrikant als grondstof voor Interface tapijttegels. De opbrengst sparen ze met behulp van een community bank voor toekomstige investeringen en educatie voor hun kinderen. Zo worden businessmodellen niet alleen circulair, maar ook inclusief. Interface is ook onderdeel van het Nextwave netwerk, waarin wordt gewerkt aan het ontwikkelen van circulaire business modellen voor andere soorten plastics, zodat deze een waarde krijgen en niet meer in de oceaan belanden. Bij dit initiatief van Dell en de NGO Lonely Whale sluiten innovatieve start-ups aan, maar ook grote bedrijven als als Ikea.Kiezen
Dat veel het veel organisaties niet goed genoeg lukt om de slag naar circulaire businessmodellen of duurzaamheid te maken, komt omdat ze niet duidelijk kiezen, zegt Van Arkel. ’Wij hebben er consequent voor gekozen om te investeren in duurzame innovatie. Veel bedrijven doen dat niet, want de perceptie is dat duurzaamheid geld kost. Maar innovatie kost ook sowieso geld. Daarom kun je maar beter duurzaam innoveren, want daar werk je meteen aan de toekomstbestendigheid van je bedrijf. Het is natuurlijk logisch dat onze garenfabrikant die veel heeft geïnvesteerd om de productie duurzamer te maken, nu wat meer vraagt om die investering terug te verdienen, maar dat heeft niks met het duurzame karakter te maken, maar met de investering. Maar wij hebben dat toen opgelost door het innovatieve garen te verwerken in een een product met 50% minder garen, waardoor de extra kosten van het garen wegviel. En we hebben ook hele bijzondere designproducten ontwikkeld met dit gerecycelde garen, dat klanten het zo mooi vinden dat ze juist bewust voor deze tapijttegels kiezen. Je hebt altijd keus, in welke prijsklasse je ook een duurzame oplossing zoekt en dat draagt natuurlijk bij aan een positieve reputatie.’Purpose als driver
Met het denken aan de reputatie en de kosten komt het zakelijk aspect naar boven. Want duurzaamheid is mooi, er moet ook geld verdiend worden, want Interface heeft ook aandeelhouders die tevreden gehouden moeten worden. Van Arkel: ‘Ondanks dat we een beursgenoteerd bedrijf zijn, gaat het bij ons over meer dan alleen geld verdienen. Onze purpose is een driver voor onze innovatie, en uiteindelijk werken we daardoor aan onze eigen toekomstbestendigheid. En dat is weer interessant voor onze aandeelhouders. Het feit dat we voor 58% minder afhankelijk zijn van ruwe olie, omdat we zowel gerecycled als biobased alternatieven hebben, voor zowel de bovenkant als de onderkant van de tapijttegelis voor hen, voor iedereen interessant.’ En je moet dus pragmatisch zijn, zegt ze: ‘Je kunt naar de financieel directeur gaan met een plan dat je de ijsbeer wilt redden en daarbij wat geld bespaart, maar dan zal hij niet geïnteresseerd zijn. Je kunt ook met een plan dat geld bespaart naar de financieel directeur. En en passant kun je daar de ijsbeer mee redden. Want het is zijn taak om te kijken hoe hij de continuiteit van de organisatie financieel kan waarborgen, en het besef dat duurzaamheid daar juist aan bijdraagt is nog niet gemeengoed. De marketingafdeling kun je wellicht juist meekrijgen door in te zetten op het reputatieaspect.’ Samenwerken Vanuit die reputatie volgt de samenwerking met andere partijen die hetzelfde willen. En dan betekent ook dat er soms ingrijpende keuzes gemaakt worden: ‘Toen ik bij Interface kwam waren ze al bezig met duurzaamheid, maar heel erg binnen het bedrijf omdat het in de wereld om ons heen duurzaamheid geen thema was. We zijn later actief ook buiten onze sector naar samenwerkingen gaan zoeken. En zo hebben we een paar jaar geleden samengewerkt met de autoglasindustrie om de kunststoflaag die bij autoglasrecycling als afval werd gezien weer als grondstof te kunnen toepassen. In dit geval kwam een Deens bedrijf juist naar ons toe met dit idee, en dat gebeurt steeds vaker, omdat bedrijven weten waarnaar we op zoek zijn. En dat zie ik als deel van mij n rol: vertellen wat goed gaat en waar het nog beter kan, waarbij we nog hulp kunnen gebruiken.’ Want de tijd dat duurzaamheid iets vrijblijvends was is wel voorbij. Het is een must volgens Van Arkel. Als afsluiting geeft ze misschien wel haar belangrijkste boodschap: ‘We moeten wel. Want met dat klimaat: wil jij het op je geweten hebben dat je het wist, en dat je er niks aan hebt gedaan?’- Geanne van Arkel geeft een college tijdens de Collegereeks Circulaire Economie. Schrijf je nu in >>>