In heel wat situaties bestaat er (gelukkig) weinig discussie over waar morele grenzen liggen. De ander benadelen, bestelen, frauderen, liegen: we hebben geen theorieën nodig om het erover eens te worden dat dit moreel verwerpelijke handelingen zijn, en dat het andersom moreel wenselijk is om de ander te helpen, of om oprecht te zijn. Toch zijn er, zodra we naar de alledaagse werkelijkheid kijken, heel wat onderwerpen waarover geen consensus bestaat – denk aan abortus of gentechnologie. En daarnaast komen we vaak situaties tegen waarin een ‘goede’ keuze haast niet mogelijk lijkt.
Een klassiek voorbeeld werd gegeven door Sartre, die het dilemma schetst van een zoon die moet kiezen uit twee opties: het leger ingaan om zijn vaderland te helpen verdedigen, of thuisblijven en voor zijn moeder zorgen (Sartre, 2007).
Beide zaken (zijn vaderland helpen verdedigen en zijn moeder ondersteunen) ziet hij als een morele plicht. In het dagelijks leven komen we vaak dit soort morele dilemma’s tegen. Ook de casus waarmee het hoofdstuk (in het boek Ethiek voor financieel professionals) startte, kan als een dilemma worden gelezen: de assistent-controller ziet wellicht het aan de kaak stellen van een misstand als zijn plicht, maar hij voelt ook verantwoordelijkheid voor zijn gezin, dat in de problemen kan komen mocht hij als gevolg van zijn acties ontslagen worden.
Morele kwesties niet eenvoudig op te lossen
Heel wat morele kwesties waarmee we dagelijks worden geconfronteerd zijn niet eenvoudig in een raamwerk te passen met één ‘goede’ en één ‘foute’ optie.
Hoe gaan we om met zo’n dilemma? Een van de antwoorden die verschillende schrijvers geven, is dat we moeten afgaan op onze eigen morele intuïties. Plato had het in dit verband over twee soorten kennis waarover we beschikken: kennis van binnenuit (epistêmê) en kennis van buitenaf (doxa) (Szaif, 2007). Met kennis van binnenuit bedoelde Plato het intuïtieve weten dat wordt opgebouwd in het leven zelf via de interactie met andere mensen en innerlijke contemplatie. Morele kennis (wat is goed en wat is kwaad?) maakt in zijn ogen deel uit van epistêmê.
Kennis van buitenaf komt tot ons door nieuwe waarnemingen, meningen, boeken, uitvindingen, (sociale) media en het voortdurende politieke en wetenschappelijke debat. Deze kennis – ook wel meningen genoemd – is veel vluchtiger, veranderlijker en vaak oppervlakkiger.
Ethiek en smaakverschillen
Als Peter vooral van Beethoven houdt en zijn vriendin Els veel meer van moderne muziek hoeft dat niet tot een conflict te leiden. Muzieksmaken kunnen verschillen, we accepteren dat van elkaar. Smaak is subjectief. Maar als Peter aan Els vertelt dat hij het afgelopen jaar op zijn werk door fictieve kilometerdeclaraties enkele duizenden euro’s extra aan onkostenvergoeding heeft binnengehaald kan het zijn dat Els vindt dat dit niet kan. Ze krijgen dan een conflict, juist omdat Els vindt dat haar morele normen niet subjectief zijn, en ook van toepassing zijn op het gedrag van anderen. Mocht Peter reageren met het verweer dat zijn morele intuïties nu eenmaal anders zijn dan die van Els, dan zal haar dat niet overtuigen.Volgens Charles Taylor, een hedendaagse Canadese filosoof, vormen onze morele intuïties een sleutelrol in onze morele kennis; ze vormen ‘onze toegangsweg naar het goede’ (Taylor, 1989).
Anderen wijzen op een belangrijk bezwaar van het steunen op intuïties: intuïties zijn subjectief. In geval van morele meningsverschillen levert het verwijzen naar de eigen intuïties geen argumenten of afwegingen op die ertoe zouden kunnen leiden dat je nader tot elkaar komt of in ieder geval meer begrip krijgt voor de positie van de ander. Dat is belangrijk omdat morele meningsverschillen van een andere aard zijn dan bijvoorbeeld smaakverschillen.
Naast morele intuïties willen we ook over andere bronnen beschikken waarmee we onze morele oordelen kunnen onderbouwen of toetsen.
Bron: Ethiek voor financieel professionals
Door: Gerard Verstegen, Aloy Soppe