Een raad van Commissarissen of een Raad van Toezicht zijn bijzondere groepen, maar wel groepen, met alle positieve en negatieve aspecten die bij groepen horen. We bespreken hierna drie voorbeelden van disfunctionele groepsprocessen die we in de praktijk zijn tegengekomen in RvC’s en RvT’s: risky shift, Ringelmann-effect en groupthink.
Risky shift
In vergelijking tot een individu, neemt een groep meer tijd voor besluiten, maar een groep voert deze besluiten daarna wel sneller uit. De redenen daarvoor zijn dat teamleden tijd nodig hebben om tot inhoudelijke en emotionele overeenstemming te komen, maar dat door de daaruit voortvloeiende geaccepteerde rolverdeling de productiefase bijna automatisch verloopt. Een ander verschil tussen de wijze waarop een groep en een individu beslist, is het verschijnsel van de risky shift (zie bijvoorbeeld Kampermann & Gerrichhauzen, 1992; Wrightsman, 1972). Iemand die deel uitmaakt van een groep, doet dingen die zij als individu nooit zou doen. Deze groepsneiging kan leiden tot extreem gedrag of tot het nemen van extreme besluiten. Deze neiging wordt veroorzaakt:
- door de sterke socialiserende invloed van de groep;
- doordat de verantwoordelijkheid in een matig gestructureerde groep bij iedereen en dus bij niemand in het bijzonder berust;
- door het verschijnsel van de ‘rondcirkelende zelfbevestiging’.
Ringelmann-effect
Ringelmann kwam aan het begin van de vorige eeuw in het kader van zijn onderzoek naar de verschillen in prestatie tussen individueel en groepsgewijs touwtrekken (zie bijvoorbeeld Van Kreveld, 1990) tot de volgende ‘wet’:
Bij toename van het aantal medewerkers aan één en dezelfde taak neemt de gemiddelde individuele inspanning op deze taak af.
Ringelmann-effect
Deze wet wordt ook wel aangeduid als het Ringelmann-effect. Hier is een aantal oorzaken voor te noemen. Een ‘rationele’, bedrijfskundige verklaring is dat er bij toename van de groepsgrootte nu eenmaal onvermijdelijk coördinatieverliezen zullen gaan optreden.
Een andere, sociaalpsychologische verklaring is social loafing (Karau & Williams, 1993). Daarmee wordt geduid op het fenomeen van een diffuse, over veel personen verspreide verantwoordelijkheid in een groep. Social loafing betekent letterlijk: een krop sla vormen, en heeft in het kader van een groep betrekking op het onder elkaars vleugels wegkruipen. Op het letterlijk onderduiken van personen in de anonimiteit en massaliteit van de groep. Dit is vanzelfsprekend alleen dan het geval als het mogelijk is om de individuele bijdrage aan die taak te maskeren, bijvoorbeeld door de verantwoordelijkheid diffuus te houden, de taak vaag te definiëren en door individuele bijdragen anoniem te laten blijven. Social loafing is een hardnekkig fenomeen. Een belangrijke determinant van social loafing blijkt het gebrek aan meetbaarheid van de individuele output. Social loafing hangt samen met de verwachting van teamleden dat de eigen inspanning al dan niet tot een eigen beloning zal leiden.
Groupthink
De term groupthink is afkomstig van Janis (1972). Met groepsdenken wordt geduid op de uniforme wijze van denken, die nogal eens wordt aangetroffen bij personen die lid zijn van een groep met een zeer grote cohesie. Door de (sociale) druk op het nemen van unanieme beslissingen wordt afbreuk gedaan aan weloverwogen besluitvorming en aan een realistische inschatting van de daaruit volgende gedragsalternatieven. De gevolgen zijn een vermindering van de rationele effectiviteit (het collectieve intelligentieniveau van de groep daalt als het ware), een volstrekt gebrek aan het toetsen van de voorgenomen plannen en acties aan de realiteit, en een afname in morele oordeelsvorming. Gecombineerd met social loafing leidt groepsdenken tot een vergrote kans op de risky shift.
Op het ontstaan van groepsdenken zijn behalve cohesie ook andere factoren van invloed: sociaal-organisatorische isolatie van de groep, homogeniteit van de sociale en ideologische achtergronden van de groepsleden, een gebrek aan objectieve standaarden voor de regulering van de processen van gedachte-uitwisseling, debat en besluitvorming, en ten slotte, een sterke voorkeur van de leider voor één bepaald alternatief.
Meer disfunctionele processen
Andere disfunctionele groepsprocessen die de kop op kunnen steken in RvC’s en RvT’s zijn bijvoorbeeld:
- dat iedereen doet wat niemand wil (de Abilene paradox), omdat de leden van de raad conflictmijdend zijn en voor elkaar gaan denken (Harvey, 1974). Dit kun je herkennen als voorstellen snel worden overgenomen of als mensen zich weinig kritisch opstellen;
- onbewuste (of soms bewuste) sabotage door het pocket veto (ja zeggen en nee doen);
- een gezamenlijke vijand benoemen, soms in combinatie met idealisering van de eigen groep.
Het is belangrijk om met elkaar alert te zijn op disfunctionele groepsprocessen.