Het kabinet richt zich voor duurzame inzetbaarheid op de 55-plusser. Wat organisatieconsulent Rob Vinke betreft begint vitaliteitsbeleid echter véél vroeger, zo schrijft hij in zijn column op gidsonline.
Louis Couperus publiceerde in 1906 een literaire triller onder de naam Van oude mensen, de dingen, die voorbij gaan. Het gaat om een dramatische gebeurtenis die zestig jaar geleden in de tijdrekening van het boek plaatsvond. Te weten moord en daaraan gekoppeld de betrokken personen met een aanhoudend schuldgevoel.
Die gebeurtenis wordt neergezet als ‘het vreselijke ding’. De waarheid gaat schuil achter de horizon. Grijpen we in om de waarheid ruimte te geven of wachten we het verlopen van de tijd af?
Oudere medewerkers, dingen die …
Het huidige kabinet spant het paard achter de wagen door de maatregelen om de vitaliteit en de duurzame brede inzetbaarheid te bevorderen vrijwel alleen te richten op de 55-plusser.
Met dergelijke maatregelen ben je natuurlijk veel te laat. Je moet niet aan vitaliteit gaan werken als deze duidelijk waarneembaar afneemt. Dat moet veel eerder en permanent gebeuren.
Tussen het boek van Couperus en het heden zitten ruim 100 jaar geschiedenis. Ook nu wachten we de tijd af en denken dat we, als we maar volharden in nietsdoen, de problemen met de oudere medewerker vanzelf uit ons aandachtsveld zien verdwijnen.
Dat is niets minder en niets meer dan vitaliteitsmoord. Dat is al helemaal het geval als we echt tot ons 67ste of zelfs 70ste levensjaar moeten doorwerken.
Start in de kern
Denken over welzijn, brede inzetbaarheid, gezondheid en plezier in het werk start niet bij de omstandigheden en bij juridische voorwaarden. Je moet in de kern starten bij de unieke begaafdheden van medewerkers die bij de inzet van hun begaafdheden meer energie produceren dan ze verbruiken. Werk waar je energie van krijgt is de belangrijkste vitaliteitsmeter.
Dus met het thema vitaliteit moet je al tijdens de opvoeding en op de basisschool beginnen. Je moet als scholier starten met uit te zoeken wat je energie geeft, hoe je die energiebron kunt versterken en hoe je die bron vitaal houdt. Ook moet je leren omgaan met zaken die je meer energie kosten dan opleveren. Dus bij geslaagd vitaliteitsbeleid hoort ook beleid rondom zelfredzaamheid. Daar moeten, als je gaat werken, beoordelings- en POP-gesprekken over gaan.
Kortom, versterk duurzaam de sterke punten van medewerkers en zorg bij inzetbaarheid voor de verbinding met activiteiten die waarde opleveren.
Wat we niet meer moeten hebben zijn die uitdovende oudere medewerkers die vol verlangen wachten op het moment dat het allemaal niet meer hoeft. Die we nog net even snel naar de cursus Pensioen in zicht sturen want we willen graag netjes van ze af.
Dat zijn medewerkers die na hun pensioen in een diep gat vallen en uitdoven waar je bijstaat. Vervolgens hun Bucket list afwerken aan dingen die ze allemaal nog moeten doen. Zo wordt je als vanzelf een groepje Grumpy old men, zeurend dat het vroeger allemaal veel beter was.
De oplossing is simpel
Vitaliteit is de sleutel tot alles. Het kabinet is natuurlijk druk met het redden van de Euro en met moeizame bezuinigingen. Daar krijgen kabinet en samenleving geen energie van.
Juist duurzame brede inzetbaarheid van ons arbeidspotentieel zou het thema moeten zijn waar een kabinet mee kan scoren en waar het energie van krijgt.
Het verdienvermogen zit in mensen en niet in dingen waarop je kunt bezuinigen. Want die dingen gaan voorbij.