Denk je even in: je zit lekker in het zonnetje op het strand en je laat spelenderwijs korreltjes strandzand naar beneden vallen. De zandhoop onder je hand wordt groter en groter. Aanvankelijk ontwikkelt de zandhoop zich lineair-causaal (proportioneel): elk korreltje extra hoogt de hoop precies met één korreltje op. De zandhoop bevindt zich in een bijna-stabiele toestand.
Naarmate je meer en meer korreltjes laat vallen wordt de zandhoop echter kritisch, waarbij ze dus steeds meer in een ver-van-evenwichtstoestand terechtkomt (figuur 4.4). De reacties op één extra zandkorreltje worden dan non-lineair en onvoorspelbaar. Ten eerste kan jouw korreltje zó op de hoop terechtkomen, dat die nog steeds precies één korreltje hoger of breder wordt.
So far so good
Klein lawinetje
Maar het is ook mogelijk dat jouw korreltje een klein lawinetje veroorzaakt, waarbij er een strookje zand met een vaartje naar beneden schuift en kort daarna weer tot stilstand komt. En er bestaat nog een derde mogelijkheid. Daarbij lijkt jouw zandhoop naar aanleiding van jouw ene zandkorreltje als een soort plumpudding ineen te zijgen. Er komt een aanzienlijke zandlawine los, die alsmaar verder door blijft stromen en pas stopt als jouw berg zo’n beetje gehalveerd is. En dat alles dus als gevolg van jouw ene, pietepeuterig kleine zandkorreltje! Op dat moment was de zandhoop dus zeer gevoelig voor een kleine verandering van de initiële condities: één zandkorreltje.
In figuur 4.5 zijn de relaties tussen de verschillende faseovergangen, de aard van de onderlinge causale relaties en de dynamieken die daarbij aan de orde zijn samengevat weergegeven.
Geen helden noch Grote Leiders
Het op elkaar reageren, in combinatie met de non-lineariteit van onderlinge reacties, maakt dat veranderingen van globale patronen – zoals veranderingen van spreeuwenwolken – niet een-op-een te herleiden zijn tot gedragingen van individuele actoren. Terug naar ‘onze’ spreeuw. Om de nabijkomende sperwer te ontwijken wijzigde ze dus nadrukkelijk haar koers. Stel dat het globale patroon van de hele spreeuwenwolk enkele seconden later inderdaad omklapt en er een donutachtige vorm verschijnt. Voordat hij het goed en wel in de gaten heeft, vliegt de sperwer door het niets en krijgt hij geen enkele spreeuw te pakken. Is die donut nu ‘veroorzaakt’ door het oorspronkelijke gedrag van onze spreeuw? Met andere woorden: was zij de visionaire heldin en de Grote Leidster die ervoor zorgde dat er niemand ten prooi viel aan de sperwer? Het complexiteitsantwoord is: ‘Nee!’
Ten eerste heeft ze hooguit lokaal invloed. En wel op die spreeuwen die bij haar in de buurt vliegen. Ten tweede ontstaat de donut niet alleen door wat zij deed, maar door datgene wat alle spreeuwen deden; namelijk op een non-lineaire wijze reageren op hun buren. Als derde maken spreeuwen geen SWOT-analyses van hun omgeving en hun eigen organisatie. Ze reageren niet op het globale patroon van de spreeuwenwolk. Het enige dat ze doen is dat ze instinctief reageren op wat hun buurspreeuwen doen. Ze hebben juist geen enkel besef van het globale patroon van hun spreeuwenwolk, laat staan van hun ‘omgeving’ en eventuele stakeholders die zich daarin zouden bevinden.
Spreeuwenformaties en de veranderingen daarvan ontstaan volgens het complexiteitsdenken dus niet omdat er een spreeuwenleider is die voorop vliegt. En ook niet doordat spreeuwen op basis van een SWOT-analyse van tevoren een plan, een gedeelde visie of een blauwdruk hebben afgesproken waar ze zich op richten90, noch doordat ze zich oriënteren op algemene richtlijnen waarin wordt aangegeven hoe ze hun spreeuwenwolk zouden moeten formeren. Tegelijkertijd blijkt de afwezigheid van eenzijdige aansturing, visies, doelen en plannen volgens het complexiteitsdenken zeker geen recept voor chaos en wanorde. Integendeel: op een zelf-ordenende manier ontstaan juist de prachtigste patronen en patroonveranderingen.
Beluister de podcast met Thijs Homan en Rob Wetzels over grootschalige gedragsverandering
Bron: Wat nu!?
Door: Thijs Homan, Rob Wetzels