Om goed te begrijpen hoe het komt dat mensen valkuilen ontwikkelen van waaruit disfunctionele patronen ontstaan, is het belangrijk om te beginnen bij het begin, namelijk de jeugd. In de schematherapie wordt ervan uitgegaan dat iemand vanaf de geboorte een aantal emotionele basisbehoeften heeft waaraan in voldoende mate tegemoetgekomen moet worden. Zo krijgt iemand de kans om zich te ontwikkelen tot een veerkrachtige volwassene die voldoende kan omgaan met de grote en kleine uitdagingen van het leven en dus ook in de werkcontext.
Wat van belang is om te benadrukken, is dat het er bij het vervullen van de basisbehoeften om gaat dat hieraan in voldoende mate tegemoetgekomen wordt. Vaak wordt er gedacht in ‘tekorten’ en wordt er gezocht naar waar onvoldoende van is geweest. En vaak is dit ook terecht. Echter, het kan ook gebeuren dat iemand te veel heeft gehad van een bepaalde basisbehoefte en ook dan kan er een bedreiging in de ontwikkeling ontstaan. Hieronder beschrijven we zes basisbehoeften en geven we voorbeelden van hoe tekorten en ‘tevelen’ eruit kunnen zien en wat de mogelijke gevolgen zijn. Daarbij leggen we de nadruk op gevolgen voor de werkcontext.
Veiligheid en verbondenheid
De eerste en belangrijkste basisbehoefte is veiligheid en verbondenheid. Het is essentieel om als kind zorg en aandacht te krijgen in een veilige en betrouwbare omgeving en je beschermd en verbonden te voelen met de mensen om je heen. Wanneer een kind hier een tekort aan heeft in zijn jeugd, is er bijvoorbeeld sprake van een bepaalde mate van emotionele verwaarlozing, een ‘los-zand-gezin’ waarin er weinig verbinding bestaat tussen de gezinsleden, of, in extreme gevallen, fysieke, mentale of seksuele mishandeling. Het gevolg hiervan is dat mensen in werksituaties het gevoel kunnen krijgen dat er geen rekening met ze wordt gehouden door zowel meerderen als ondergeschikten, ze het gevoel hebben er alleen voor te staan, ze bang zijn dat anderen hen laten vallen of in de steek laten, of dat ze wantrouwend worden naar de mensen met wie ze samenwerken.
Er is sprake van een teveel aan veiligheid en verbondenheid als mensen bijvoorbeeld te beschermd opgroeien en ouders alle obstakels uit de weg ruimen zodat kinderen zelf geen moeilijkheden hoeven te overwinnen. Binnen een werkcontext is het belangrijk om samen te kunnen werken en advies te vragen aan anderen zolang dit niet doorslaat naar het afhankelijk opstellen en het uitstralen van onzekerheid of het niet kunnen verdragen van onenigheid.
Autonomie en competentie
Het is belangrijk dat iemand tijdens het opgroeien voldoende autonomie heeft. Dit betekent dat iemand zelf de wereld (begeleid) onderzoekt, eigen keuzes maakt en nieuwe ervaringen opdoet op een veilige manier. Ook moet de mate van autonomie die een kind krijgt aansluiten bij iemands leeftijd. Een klein kind heeft natuurlijk nog heel weinig autonomie, maar een puber moet veel meer losgelaten worden. Wanneer kinderen een tekort aan autonomie hebben, leren ze te weinig om zelf beslissingen te nemen en zelfstandig problemen op te lossen. Dit zijn vaardigheden die bij uitstek van belang zijn in een werkcontext, met name in de rol van leidinggevende.
Te veel autonomie kan voor kinderen ook problematisch zijn, vooral als ze niet de nodige begeleiding, structuur en ondersteuning krijgen van volwassenen. Dit kan op latere leeftijd vervolgens leiden tot een onvolledige ontwikkeling van sociale normen waardoor problemen kunnen ontstaan in de werksituatie, zoals het niet accepteren van grenzen van een leidinggevende. Een kind kan leren dat hij er hoe dan ook alleen voor staat en vraagt mogelijk geen tot weinig hulp of verdraagt dit slecht. Ook kunnen kinderen die te veel autonomie hebben ervaren risicovol gedrag gaan vertonen. Hoewel ondernemerschap binnen de werkcontext goed is, kan dit bij mensen met deze achtergrond doorslaan naar het nemen van onverantwoorde risico’s zoals het doen van extreem risicovolle investeringen waardoor problemen kunnen ontstaan.
Vrijheid van expressie
De basisbehoefte vrijheid van expressie houdt in dat iemand zijn eigen gevoelens en belevingen mag ervaren en uiten, dat een ouder dit stimuleert, spiegelt en ondertitelt, en dat een kind zo leert om te voelen dat hij mag zijn wie hij is. Een tekort aan het mogen ervaren en uiten van emoties leidt mogelijk tot het onvoldoende in contact staan met eigen gevoelens en/of behoeften. Dit is belangrijk omdat emoties je niet alleen informatie geven over wat er aan de hand is en je op basis daarvan voelt wat je nodig hebt, maar je ook keuzes kunt maken waardoor je regie ervaart over je leven, waaronder je baan. Vanzelfsprekend leidt het gevoel dat je niet mag zijn wie je bent tot een negatief zelfbeeld, waardoor mensen op het werk hun emoties niet tonen of het moeilijk vinden om verbinding aan te gaan met anderen.
Er is sprake van een teveel aan vrijheid van expressie van emoties als een kind alles mag zeggen en doen en hij geen rekening hoeft te houden met gevoelens van anderen. Het is goed als mensen zich uitspreken binnen een werkcontext, maar met deze achtergrond kun je makkelijker doorslaan en anderen nodeloos kwetsen en ongepaste of schadelijke uitlatingen doen.
Spontaniteit en spel
Iemand moet de ruimte krijgen om de wereld te ontdekken, zich te verbazen, te experimenteren, creatief te zijn en daarvan te genieten. Op deze manier leert iemand de wereld kennen, leert hij flexibel te zijn en ontwikkelt hij het vermogen om te genieten van het leven. Een tekort hieraan in de jeugd kan op latere leeftijd leiden tot rigiditeit en perfectionisme, een tekort aan het ervaren van plezier en verminderde nieuwsgierigheid en creativiteit.
Ook een teveel hieraan kan problematisch zijn. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een gebrek aan discipline, moeite met het nemen van verantwoordelijkheid en impulsiviteit.
Realistische grenzen
Het is essentieel dat mensen opgroeien in een omgeving waar op een realistische manier grenzen worden gesteld. Zo leren ze vaardigheden om eigen en andermans grenzen aan te voelen en te respecteren, en om te kunnen functioneren in een groep. Deze basisbehoefte gaat daarnaast over het op een gezonde manier leren reguleren van je emoties. Een tekort hieraan kan leiden tot problemen met autoriteit, gebrek aan zelfdiscipline en gebrek aan respect voor anderen of stuurloosheid. Deze zaken leiden vervolgens vaak tot problemen met sociale relaties, waaronder sociale relaties op het werk.
Een teveel aan grenzen kan net zo schadelijk zijn. Dit leidt bijvoorbeeld tot een beperkte ontwikkeling van de eigen identiteit, emotionele onderdrukking en een gebrek aan zelfstandigheid. Temperamentvolle kinderen kunnen zich bovendien afzetten tegen een teveel aan grenzen en regels en rebels gedrag vertonen waar ze vervolgens negatieve feedback op krijgen en een gevoel kunnen ontwikkelen ‘lastig’ te zijn. In een werkcontext kan dit zich uiten doordat mensen het heel moeilijk vinden zich aan regels en procedures te houden.
Rechtvaardigheid
Mensen hebben het nodig om de wereld te leren kennen in een sfeer van rechtvaardigheid. Het is belangrijk dat onrecht – waar mogelijk – wordt gecorrigeerd en uitleg gegeven wordt over regels. Wanneer hier onvoldoende in tegemoetgekomen wordt, kan dit leiden tot frustratie en machteloosheid, en een verstoord rechtvaardigheidsgevoel. In een werkcontext kan dit zich erin vertalen dat mensen extreem emotioneel kunnen reageren op beslissingen van de bedrijfsleiding die in hun ogen niet rechtvaardig zijn, bijvoorbeeld een reorganisatie die wordt doorgevoerd.
Een teveel aan rechtvaardigheid zorgt ervoor dat er onrealistische verwachtingen kunnen optreden met betrekking tot rechtvaardigheid die niet passend zijn bij wat er in het leven of op de werkvloer verwacht mag worden.
Basisbehoeften zijn verbonden
Wat van belang is om je te realiseren, is dat deze basisbehoeften niet losstaan van elkaar, maar met elkaar verbonden zijn. Zo gaat een teveel aan veiligheid en verbondenheid vaak samen met een tekort aan autonomie. En een teveel aan (realistische)
grenzen heeft niet zelden een tekort aan spontaniteit en spel tot gevolg. Daarnaast is het goed om te benadrukken dat de gevolgen van tevelen en tekorten voorbeelden zijn en niet exclusief.