Al die jaren heb ik het al verkeerd gezegd. Op de vraag: ‘Hoe zou je dat aanpakken?’, was mijn antwoord altijd: ‘Ik doe maar wat.’ En dat is natuurlijk niet het goede antwoord. Het goede antwoord had moeten zijn: ‘Ik ben goed in improviseren, dus ik ben flexibel in mijn aanpak, en kies de manier die het beste bijdraagt aan de oplossingen van dat moment en ik leer daarbij van mijn fouten.’ Want vooral dat leren en vooral improviseren, zijn nu de toverwoorden.
Toen ik nog in het leger zat en op bivak ging, gebeurde er altijd van alles dat niet in een handboek stond, maar dat wel opgelost moest worden. ‘Staand vrije hand oplossen’, noemden we dat soort situaties, daarmee verwijzend naar een schiethouding die wel in ons Handboek Militair stond. Maar eigenlijk was dat ook al improviseren en bekwaamden we ons aldus in improviserend leiderschap.
Het afgelopen jaar hebben we allemaal geïmproviseerd. Want opeens werkten we thuis. Of was het werk dicht. Of moest het werk op anderhalve meter afstand. Of moesten we werk combineren met het geven van thuisonderwijs. En gingen we digitaal vergaderen. Wandelgesprekken voeren via Zoom op de telefoon. Mondkapjes dragen en de pijltjes en voorbedachte patronen volgen op de dagen dat we wel naar het werk in het gebouw konden. Kortom, niets was meer wat het leek, en als het er wel op leek, moest het toch vaak anders.
En het was een hele klus
Voor managers en leidinggevenden was het een hele klus. Hoe hou je controle? Hoe geef je leiding? Hoe hou je het team gemotiveerd? Hoe haal je het beste uit mensen? Hoe spreek je iemand aan? Hoe gaat het met de doelen? Hoe leg je een staartdeling uit aan je zoon in groep 7, terwijl de directie nu een rapport wil over de aangepaste resultaatverwachting? Dat doe je improviserend. En eigenlijk verandert er dus niet zo heel veel voor veel leidinggevenden. Want, eerlijk is eerlijk, doen we niet altijd maar wat? Doen we niet altijd maar hetgeen waarvan we hopen dat het het beste is, en sturen we bij als blijkt dat het beter kan? Waren we eigenlijk niet altijd al aan het improviseren? Maar konden we dat goed verbergen doordat er vaste structuren waren waardoor het leek alsof we wel wisten wat we aan het doen waren?
Als we het afgelopen jaar iets hebben geleerd, dan is het wel dat het oplossend vermogen van ons mensen erg groot is. En dat we ook in heel andere settings gewoon manieren vinden om ons werk – goed – te doen. En dat improviseren misschien ook wel heel leuk is.
Improvisatiemanager
Er waren zelfs managers die het improviseren tot ware kunst verhieven. Zoals Miru Schuurmans die Operations Manager is bij NH Hotel Leeuwenhorst en die de ISBW award voor de Improvisatiemanager van het jaar won. Zij zorgde bijvoorbeeld dat er (eind-)examens konden worden afgenomen in het hotel, dat er ruimte kwam voor hybride meetings, en zorgde ervoor dat het hotel waar zij werkt nu een GGD-priklocatie is. Dat is kansen zien en benutten.
Op die manier is improviseren niet zomaar wat doen. Want hoewel er geen plan was, lukte het haar toch om op korte termijn ideeën te krijgen en plannen te maken. En toen werd improviseren weer keihard werken aan een doel. Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. De PDCA-cyclus in optima forma. Maar dan staand vrije hand. Eigenlijk zouden we dat vaker moeten doen.
Door: Eduard van Brakel
Eduard van Brakel is eindredacteur van Management Impact. Hij schreef samen met professor Bas Kodden het boek Leidinggeven is omgekeerd opvoeden.