Samenwerken blijft lastig. Dat komt niet zelden door spraakverwarring. Met hun boek Leren samenwerken tussen organisaties wijzen Edwin Kaats en Wilfrid Opheij op het belang van een gemeenschappelijke taal en een gezamenlijk perceptiekader.
Het behoeft geen betoog: geen enkele organisatie kan de grote private en publieke vraagstukken van deze tijd helemaal alleen oplossen. Of het nu gaat om innovatie, zorg, economische ontwikkeling, duurzaamheid, openbare orde of het te boven komen van een recessie: samenwerken is nodig.
Samen kun je dingen bereiken die voor individuele organisaties ondenkbaar of onmogelijk zijn. Een randvoorwaarde voor effectieve samenwerking is dat de betrokken partijen in staat moeten zijn om een deel van hun autonomie of resultaatsverwachting op te geven. Dit in het vertrouwen dat ze er uiteindelijk meer voor terugkrijgen. Maar autonomie afstaan is moeilijk als je het gevoel hebt dat je elkaar niet begrijpt, dat je het over verschillende dingen hebt.
Samenwerktaal: Houvast bij spraakverwarring
Vaak zijn het niet eens inhoudelijke verschillen van inzicht die goede samenwerking in de weg staan. Een van de grote problemen is spraakverwarring tussen de partijen die deelnemen aan het samenwerkingsverband. Meestal ontstaat die doordat de betrokkenen niet helemaal dezelfde ‘taal’ spreken, of doordat ze andere verwachtingen hebben en de dingen anders percipiëren. In zo’n geval helpt het om te proberen een gemeenschappelijke bril op te zetten. Zo’n gemeenschappelijke bril bieden de auteurs van In Leren samenwerken tussen organisaties, beiden als adviseur verbonden aan Twynstra Gudde, lezers aan – met daaraan verbonden een specifieke ‘samenwerktaal’. Ze gaan uitgebreid in op vijf cruciale invalshoeken bij samenwerking: ambitie, belangen, relatie en groepsdynamica, samenwerkingsproces en organisatie. Bij elke invalshoek geven Kaats en Opheij de belangrijkste inzichten, succesfactoren en mogelijke interventies.
Zelf blijven nadenken
Leren samenwerken tussen organisaties is sterk praktijkgericht. Het boek is vooral bedoeld als hulpmiddel voor professionals die in de echte wereld samenwerkingsverbanden tot stand brengen en hun functioneren daarin willen verbeteren of evalueren. Denk aan alliantie- en netwerkmanagers en mensen met bestuurlijke verantwoordelijkheid. Maar de insteek van Kaats en Opheij is verhelderend voor iedereen die wel eens in samenwerkingsverband opereert, inclusief studenten en adviseurs.
Het boek is een mix van eigen inzichten en ervaringen, wetenschappelijke inzichten en best practices. Het is nadrukkelijk geen ‘handboek soldaat’: het serveert geen kant-en-klaar stappenplan of kant-en-klare samenwerkingsmethode. Dat is een bewuste keuze geweest van de auteurs: wie in samenwerkingsverband werkt, moet zelf blijven nadenken over de manier waarop de samenwerking het vruchtbaarst gestalte krijgt in de eigen praktijk.
Edwin Kaats en Wilfrid Opheij. Leren samenwerken tussen organisaties. Effectief opbouwen van allianties, netwerken, ketens en strategische partnerschappen. Kluwer, 2011, isbn 9789013094879
Het boek: Leren samenwerken tussen organisaties
Voor een succesvolle samenwerking moet je als organisatie in staat zijn een deel van je autonomie of resultaatsverwachting op te geven. Dat is niet altijd gemakkelijk. Vaak zijn het niet eens inhoudelijke verschillen van inzicht die goede samenwerking in de weg staan. Een van de grote problemen is spraakverwarring tussen partijen, die meestal ontstaat doordat betrokkenen niet helemaal dezelfde ‘taal’ spreken.