De vergadering loopt uit. Deadlines naderen. En dan krijg je nóg een vraag over iets wat je al drie keer hebt uitgelegd.
Iedereen die leiding geeft, kent dat moment. Die opwelling van irritatie. De neiging om iets te zeggen waar je later spijt van krijgt. Of juist om niets te zeggen en te hopen dat het overgaat.
Druk is onvermijdelijk in leiderschap. Je komt het tegen in lastige gesprekken, bij grote beslissingen of wanneer verwachtingen botsen. Het gaat er dus niet om óf je stress ervaart, maar hoe je erop reageert.
Twee bekende valkuilen
De uitbarsting. Iemand die onder druk uit z’n slof schiet. Iets te fel. Iets te luid. Mailtjes met hoofdletters. Zinnen als: “Hoe vaak moet ik dit nog zeggen?” of “Ik ben hier he-le-maal klaar mee.” Soms volgt er een sorry — en soms ook niet. Want ja, het moest er even uit.
Wat blijft hangen bij anderen, is niet alleen de inhoud, maar vooral de toon. Voor degene die het afreageert voelt het misschien even als opluchting — maar ondermijnt tegelijkertijd het vertrouwen. Op de langere termijn pakt het vaak negatief uit: collega’s gaan je uit de weg, spreken zich minder snel uit of voelen minder betrokken.
Dan is er de ander. Die stil blijft. In het overleg nauwelijks iets zegt. Waarvan je pas merkt dat er iets zit als je goed oplet: een zucht, een blik opzij, een snauw bij het koffiezetapparaat. De sfeer verandert, maar je kunt er de vinger niet op leggen.
Wie zich inhoudt, vermijdt op dat moment de confrontatie die hij of zij vreest. Maar voor de omgeving blijft het gissen: hoe staat diegene erin, wat vindt hij echt? Dat zorgt voor onderhuidse weerstand en onduidelijkheid, waardoor goede afstemming uitblijft.
De ene keer ben je misschien scherp en direct, en voelt het alsof je eindelijk hebt gezegd wat je al zo lang dacht. De andere keer hou je je in, maar blijft het broeien. Hoe dan ook: het kost energie. Voor jou én voor je omgeving.
De stoïcijnse tussenruimte
Of je nou uitvalt of juist zwijgt, vanbinnen gebeurt er van alles. Frustratie. Irritatie. Misschien teleurstelling of onzekerheid. En dat is menselijk. Het probleem is niet dat je iets voelt, maar wat je ermee doet.
Wat er op zo’n moment vaak gebeurt? De emotie drukt als het ware op een knop, en voor je het weet, heb je gereageerd. Er is weinig ruimte tussen voelen en doen — alsof je gedrag automatisch volgt op je gevoel, zonder tussenstap.
Juist daar begint het verschil: kun je dat moment herkennen en vertragen?
De Stoïcijnen schreven er 2000 jaar geleden al over. Filosofen als Seneca en Marcus Aurelius onderzochten hoe je kalm en standvastig blijft als de druk oploopt. Ze zagen emoties niet als iets wat je overkomt, maar als het gevolg van oordelen: gedachten als ‘dit mag niet gebeuren’ of ‘dit is onrechtvaardig’.
Het is dus niet alleen wat iemand doet, maar wat jij dénkt dat het betekent. Dáár begint de ruimte waar je invloed op hebt: tussen wat je voelt en wat je doet. In plaats van automatisch “Hoe vaak moet ik dit nog zeggen?” kun je kiezen voor “Ik merk dat we hier al vaker over spreken. Laten we kijken wat er nodig is om dit op te lossen.” Hetzelfde punt, andere impact.
Drie stappen naar bewuster reageren
Juist in die tussenruimte, tussen voelen en reageren, ligt je vrijheid. Daar ontstaat de mogelijkheid om niet automatisch te doen wat je voelt, maar bewust te kiezen wat past. Dat vraagt om zelfbeheersing — niet als onderdrukking, maar als het vermogen om sturing te geven aan wat je voelt.
1. Pauzeren
Sta stil bij wat er gebeurt in je lijf. Je ademhaling. Je kaak. Je schouders. Zet letterlijk geen stap. Je hoeft nog niks te zeggen. Alleen waarnemen. Die ene ademhaling geeft je al meer ruimte dan je denkt.
Bijvoorbeeld: Je merkt dat je kaken zich spannen tijdens een vergadering. In plaats van meteen te reageren, tel je tot drie en adem je bewust uit.
2. Benoemen
Noem wat je voelt. “Ik ben geïrriteerd.” “Er zit weerstand op.” Daarmee haal je het uit de mist. Je doorbreekt het patroon tussen gevoel en gedrag. Emoties verliezen hun grip als je ze bij naam noemt.
Bijvoorbeeld: “Ik merk dat ik gefrustreerd raak omdat we dit punt al drie keer hebben besproken.”
3. Kiezen
Denk niet alleen na over wat wijs is om nu te doen — maar ook over wat je denkt, en wat je gevoel voedt. Wie zichzelf die vraag stelt, merkt vaak dat de druk zakt — en dat er ruimte ontstaat om te handelen vanuit rust, in plaats van spijt achteraf.
Bijvoorbeeld: Je kiest ervoor om te zeggen: “Laten we samen kijken hoe we dit kunnen voorkomen” in plaats van “Dit kan zo niet langer.”
Van theorie naar praktijk
De stappen klinken misschien logisch — en dat zijn ze ook. Maar het gaat erom of je ze toepast. Dáár zit het verschil.
Begin klein: Oefen eerst in situaties met lage inzet. Een irritant telefoontje. Een vervelende e-mail. Bouw je ’tussenruimte-spier’ op voordat de grote momenten komen.
Evalueer achteraf: Ging het mis? Prima. Vraag jezelf af: op welk moment verloor ik de ruimte? Wat had ik anders kunnen doen? Leer ervan.
Je hoeft het niet perfect te doen — wel met aandacht en intentie. Weerstand hoort bij leiderschap. Hoe je ermee omgaat, bepaalt niet alleen je effectiviteit, maar ook je invloed.
In die tussenruimte tussen voelen en reageren vind je de ruimte om te leiden zoals je wilt zijn.
Bron: Stoïcijns leiderschap
Door: Fief Macrander