Als coach heb je meer invloed dan je soms denkt. Macht voelt misschien ongemakkelijk, maar juist door haar te erkennen kun je de balans vinden tussen zeggingskracht en de eigen regie van je cliënt. Ontdek hoe bewust luisteren het verschil maakt in elke coachingsrelatie.
Macht in de coachingsrelatie
Als leidinggevende, als coach, als therapeut heb je zeggingskracht en daarmee macht over degene die tegenover je zit. Je medewerker, je cliënt, je patiënt: er is een zekere mate van afhankelijkheid tussen jullie beiden. Die machtsongelijkheid voelt voor de meeste mensen ongemakkelijk. Misschien omdat je niet over jezelf wilt denken als iemand die macht heeft over iemand anders. Of omdat je het hele fenomeen ‘macht’ überhaupt viezig of smoezelig of ongemakkelijk vindt, omdat het proeft naar overheersing of iemand tot een speelbal maken. Of omdat je ergens hebt geleerd, gelezen of gehoord dat je altijd gelijkwaardig moet zijn ten opzichte van je medewerkers of je cliënten. Je zou trouwens de vraag kunnen stellen in hoeverre macht gelijkwaardigheid uitsluit: iets om een keer over na te denken? Dat terzijde.
Ongemak over invloed en gelijkwaardigheid
Dwars door dat ongemak heen dan maar: de macht of zeggingskracht die je hebt is een gegeven. Het maakt de ander ontvankelijk voor datgene wat jij als professional te bieden hebt. In uitgesproken zin geldt dat voor hulpverleners. In de verhouding ten opzichte van je cliënt of patiënt is die macht zelfs op te vatten als belangrijk, functioneel en noodzakelijk. Met je expertise kun jij je patiënt of cliënt iets aanreiken waardoor herstel, verbetering of verandering optreedt. Dat is zelfs precies de reden waarom iemand bij je aanklopt: had je cliënt geen hulp of begeleiding nodig, dan was aankloppen bij jou een vreemde stap geweest.
Er moet dus een zekere mate van overgave en ontvankelijkheid zijn, wil jij je vak zodanig kunnen uitoefenen dat je met je expertise kunt doen wat gedaan moet worden. Daar ligt dan ook een relevant punt om mee te nemen in je overdenken van dit fenomeen: de macht of zeggingskracht wordt je gegeven. Dat is iets anders dan hem te nemen.
In alle streven naar onderlinge gelijkwaardigheid wordt het besef van de zeggingskracht en macht soms wat terzijde geschoven. Alsof het niet bestaat. Terwijl het wijs is om je te realiseren dat je daar als professional juist wél over beschikt. Want alleen in het volle besef dat het onderdeel is van de relatie die je met je cliënt/patiënt aangaat, kun je je invloed optimaal doseren. Zodanig dat je een zo goed mogelijke balans vindt in die spanningsvolle verhouding tussen macht/zeggingskracht enerzijds en eigen regie van je cliënt anderzijds.
Luisteren speelt daarin een belangrijke rol, zo niet een cruciale rol. Zodra we iemand ontmoeten, vormen we een indruk over diegene. En die indruk blijft nogal eens stevig plakken, waardoor we de nuances van de ander moeizaam kunnen waarnemen. Ook in het beluisteren van wat de ander bezighoudt, zitten dergelijke indrukken in de weg. Als professional denken we snel te zien waar de schoen wringt en hup: voor je het weet hoor je steeds je eigen ideeën bevestigd, in plaats van dat je ter plekke in staat bent te luisteren naar wat degene daadwerkelijk tegen je zegt. In een informeel gesprek maakt dat waarschijnlijk niet al te veel uit, maar in een machtsgevoelige relatie zoals die tussen cliënt en coach of therapeut is dat wel degelijk zeer relevant.
Hard werken om écht te horen
In een bijscholing voor therapeuten gaf ik een keer de opdracht om een fragment uit een therapeutisch intakegesprek letterlijk te transcriberen (dat is een flinke klus hoor: álles, inclusief alle ehs en ohs en stiltes, te noteren!). De bedoeling was om op basis van dat verslag te kijken welke thematiek naar voren kwam in de woorden van de cliënt om daarmee toe te werken naar een centrale werkvraag van de cliënt. En tegelijk om zicht te krijgen op de eventuele blinde vlekken bij de therapeut, waardoor het zicht op de cliënt mogelijk werd vertroebeld. Aan het eind van het verslag moest de hulpvraag van de cliënt geformuleerd zijn, die rechtstreeks te herleiden was tot de woorden die de cliënt gebruikte in het transcript. Als onderdeel van de intake dient deze hulpvraag als het ankerpunt voor alle verdere therapeutische interventies die zouden volgen. Zo’n hulpvraag is nogal belangrijk dus – focus, weet je nog!?
Luisteren als sleutel tot echt begrip
In het verslag dat ik van een van de intervisanten teruglas, was als hulpvraag geformuleerd dat zijn cliënt ‘meer uit het hoofd en meer in het gevoel moest komen’. Omdat de opdracht was om het gesprek letterlijk – dus transcript inclusief alle ‘ehs’ en ‘ahs’ en stiltes, enzovoorts – op te nemen in het verslag, kon ik woordelijk meelezen met wat er tussen de cliënt en mijn intervisant werd uitgewisseld. En hoe goed ik ook zocht, nergens – nergens – zei de cliënt dat hij erg ‘in zijn hoofd’ zat (wat betekent dat eigenlijk?) of dat hij ‘meer bij zijn gevoel moest komen’ (moest? Van wie? Waarom? Welk gevoel?). De interventies van de betreffende therapeut die ik teruglas in het transcript waren desondanks allemaal gericht op ‘meer voelen’. Een fragment:
Cliënt: ‘Daar in dat klaslokaal was het moeilijk om mezelf staande eh ja staande te houden eigenlijk, ja ik twijfelde zo of ik daar wel naar binnen moest lopen want ehm ja hoe zeg ik … ja iedereen heeft daar natuurlijk veel gestudeerd zeg maar en ehm … (stilte) nou ja … eh ik dus niet dus of ja ik denk niet zoveel als zij tenminste. Dus ja, dat vind ik dan toch zeg maar ehm … ja … ongemakkelijk zeg maar (stilte) en dan twijfel ik zo van ja moet ik niet ja meer doen aan een studie maar goed wat moet ik dan kiezen he? Dus ja die twijfel is dan steeds in mij van ehm … ja wat is dan goed ofzo.’ (stilte)
Therapeut: (stilte) … ‘Merk je ook dat je nu weer erg in je hoofd zit? Want dat is wat ik zie gebeuren hè?’
Cliënt: ‘O ja, eh ja … dat is misschien wel zo ja.’
Theapeut: ‘Eerst vertelde je over die klas en nu schiet je weer uit je gevoel. En ehm dan vraag ik me af: herken je dat, dat je veel in je hoofd zit, in je leven?’
Cliënt: ‘Ehm … ja, ik denk het wel. Ja, nou ja ehm … ja.’ (lange stilte)
Ondertussen las ik in het transcript terug dat de cliënt in zijn vertellen allerhande patronen en thema’s liet zien die de therapeut in kwestie over het hoofd zag. (Misschien zie jij ook wel een aanknopingspunt voor nader onderzoek in bovenstaand fragment?) Omdat de therapeut – ongetwijfeld met de beste bedoelingen, laat dat duidelijk zijn – immers gericht was op die aspecten die bij ‘uit het hoofd, in het gevoel’ hoorden, zag hij de overige patronen bij de cliënt niet. En ondertussen ontstond er gaandeweg het contact met de cliënt een vreemd soort stroperigheid, een stokkend gesprek. Want de cliënt zat op een heel ander spoor dan de therapeut, die zich vasthield aan een door hém geformuleerd doel. Maar wat kwam die cliënt hier eigenlijk precies doen …? De therapeut werkte zó hard om het centrale thema te vinden dat hij niet in staat was om het thema dat de cliënt zelf zonneklaar liet doorklinken, te ontdekken.
Door: Froukje Weidema
Bron: Luisterboek – Een boek dat je de oren opent