Laten we teruggaan naar die veelbetekenende blik van Tom Poes toen Ollie B. Bommel weer eens een oprisping van stempeldrang had. Je ziet hem denken: het zal niet waar zijn … Of: ja ja, mooie praatjes, maar ondertussen… Hij heeft ook alle reden om zo te kijken. Tom Poes weet als geen ander dat onze heer nogal bijzondere karaktertrekken bezit.
Stel dat we Bommel willen blijven zien als een (weliswaar wat bijzonder type) leider. (Het blijft in dit stadium toch nog een beetje een gedachte-experiment.) Dan is er een ander opvallend trekje in his way of leading his people from here to there. In tegenstelling tot wat wij allen toch verwachten van een leider is onze heer in netelige situaties namelijk heel snel van slag, volstrekt hulpeloos en ontbreekt het hem aan enige vorm van probleemoplossend vermogen.
Bommel is echt een ramp als het even wat tegenzit: ‘Tegen het rood van de ondergaande zon tekende zich een ingestorte gedaante af. Enkele flarden bedekten zijn door schrammen en builen ontsierde tors, en een gezwollen oog bemoeilijkte zijn uitgedoofde blik.’ (uit: De waarde-ring, 1971)
‘Hier moet iets aan gedaan worden’, prevelde hij in de nacht. ‘Maar wat? Ach, ik sta overal alleen voor!’
Het Bommel-verschiet, 1985
We willen Obama
Dit lijkt dus absoluut niet op een leider. Wij allen wensen immers mannen en vrouwen die ons de weg wijzen en ons door dalen en om klippen heen helpen. Diep in onze genen zit een archetypische behoefte aan helden, voorvechters en wegbereiders die ons pad effenen richting de toekomst. Met andere woorden: wij willen Obama’s! Graag zo’n tienduizend of meer van dit type leider per land. In alle hoeken en gaten van elke organisatie. Yes, we can! Vanuit deze genetische, archetypische drift zijn we het dus snel met elkaar eens: Barack Obama is de norm en Ollie B. Bommel is uit. Doet niet meer mee. Einde gedachte-experiment. Leuk geprobeerd, maar hier stopt het.
Einde verhaal? Niets is wat het lijkt! Het verhaal is niet afgelopen en het gedachte-experiment gaat door (voor zolang het duurt). Wat is er aan de hand? Onze heer in geblokte jas heeft een wel heel uniek en zeldzaam talent (daarom keek Tom Poes dus zo veel-betekenend). Zijn gebrek aan vertrouwen in zijn eigen probleemoplossend vermogen weet hij namelijk op ongeëvenaarde wijze te combineren en te compenseren met een volstrekt vertrouwen in zijn ‘hulptroepen’.
Neem de volgende scène. Bommel bevindt zich weer eens in een lastig parket, kan het niet laten om in woorden het heft in eigen handen te nemen, maar weet echt niet hoe het verder moet en zet dus minzaam en subtiel Tom Poes aan het werk.
Ik hoor het al’, onderbrak heer Bommel afkeurend. ‘Het is een janboel! De zaak is helemaal uit de hand gelopen. Er is geen leiding, bedoel ik. Daarom moet ik onmiddellijk naar boven. Doe toch ook eens iets, jonge vriend! Je zit daar maar.’
Het Bommel-verschiet, 1985
Meestal openbaart dit zeldzame talent zich echter op een wat minder minzame en subtiele wijze bij onze beer. Hij is immers op zijn best in totale panieksituaties.
Niet zo mooi’, zei Tom Poes ongerust. ‘We zitten in de val. Voor ons loopt de weg dood tegen een bergwand. En achter ons komt die patser er aan.’ ‘Zit daar niet te praten!’, riep heer Ollie in doodsangst. ‘Doe dan iets! Verzin een list!’
Het Bommel-verschiet, 1985
Hier is heel duidelijk een ‘stempelende’ leider in actie met heel weinig vertrouwen in zijn eigen kunnen. Maar hij verwacht wel alles van zijn teamgenoten. En dat is nog zachtjes uitgedrukt.
Drammerige, straffe heerser
Vergis je niet in Bommel. Kijk door zijn ‘grote muil, klein hartje’-imago heen en ontdek dat we hier (af en toe) te maken hebben met een drammerige, niets en niemand ontziende, veeleisende en straffe heerser. Ook dit is Bommel. Niets is immers wat het vaak lijkt te zijn. Vanuit een heilig geloof in zijn troubleshooters schuwt hij het overvragen van zijn helpers niet. He is really pushing the limits.
Duwen!’, riep heer Bommel, die het gebeuren met straffe hand leidde. ‘Harder! Die dingen gaan gemakkelijk open!’
Het Bommel-verschiet, 1985
In essentie houdt Bommel geen rekening met het willen en kunnen van zijn mensen. En daarin wijkt hij ten principale af van zo’n beetje alle geldende theorieën en ideologieën op het gebied van leidinggeven en management. De onuitgesproken ‘rule number one’ in alle opvattingen over leiderschap is altijd en overal: houd rekening met de competenties en motivatie van je medewerkers. Van de een kun je meer verwachten dan van de ander. En de een loopt ook harder dan de ander. Daar heb je als verstandig baasje gewoon rekening mee te houden. Zo niet Bommel. Bommel leest geen managementboeken en is dus niet besmet met dit soort denkbeelden.
Bommel kijkt echt niet of butler Joost of Tom Poes iets kan of wil: hij verwacht gewoon dat ze het doen. En, in strijd met alle opvattingen over leiderschap, ze doen het ook gewoon. Geen gemekker over niet kunnen of willen: Tom Poes en Joost gaan ervoor. En meer dan dat.