De kwaliteitsfunctionaris moet uit zijn hoekje in de organisatie komen. Dat is de boodschap van Robbert Huijsman (zie foto), spreker op het KIZ-congres, dat op 6 november in Burgers’ Zoo wordt gehouden.
Volgens Huijsman moet de kwaliteitsfunctionaris de zorgprofessional ondersteunen in het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Het helpen formuleren van en sturen op uitkomstindicatoren is daarvan een belangrijke onderdeel.
Verdraaide organisaties als inspiratie
Twee boeken vormen de inspiratiebron voor het verhaal dat Huijsman op het KIZ-congres gaat houden: ‘Verdraaide organisaties’ van Wouter Hart en ‘Drive’ van Daniel Pink. Beide boeken hebben gemeen dat zij de (zorg)professional weer aan het roer willen zetten, zonder overbodige ballast van regels en procedures.
Hart laat in zijn boek zien dat een systeem dat in intentie goed is bedoeld, bijvoorbeeld afspraken over regels, kan perverteren. Dan worden er dingen gedaan omdat dat nu eenmaal zo hoort, zonder dat ze zin hebben. In ‘Drive’ beschrijft Pink de zogenaamde motivatiedriehoek, een driehoek met op de hoeken: meesterschap, autonomie en betekenisgeving. Huijsman: ‘In de zorg draait het tegenwoordig vooral om geld. Zorgprofessionals moeten zich verantwoorden voor de zorg die ze verlenen en dat kost veel tijd. Tijd die niet naar de zorg gaat. Hierdoor kunnen autonomie, meesterschap en betekenisgeving van de zorgprofessional in het geding komen.’
Focussen
De kwaliteitsfunctionaris kan ervoor zorgen dat zorgprofessionals zich kunnen focussen op hun eigenlijke werk door ze te helpen bij de verbeterkant ervan. Huijsman: ‘Concreet zie ik vooral één belangrijke taak voor de kwaliteitsfunctionaris: namelijk het helpen bij het formuleren van en sturen op uitkomstindicatoren, indicatoren die de (klinische en niet-klinische) uitkomsten van zorg weergeven en de kwaliteit van leven van de patiënt. Dat is iets waar de kwaliteitsfunctionaris goed in is.’
Belangrijk is wel dat de zorgverleners op grond van de uitkomsten van de zorg zélf verbeteringen bedenken en uitvoeren. Het is hun vak om de zorg steeds beter te maken. Huijsman: ‘De zorgprofessional krijgt weer ruimte om te doen wat hij het liefste doet. Hij krijgt dan ook weer lol in zijn werk. En, heel belangrijk: er komt ruimte voor innovatie.’