Knutselen, prutsen, pielen en frutselen, het zijn allemaal synoniemen voor wat mensen al uitproberend vaak in schuurtjes, zolderkamers of op de eettafel uitvogelen. Een rommelig en creatief proberen van hoe je iets kunt maken dat werkt, dat ergens op lijkt of gewoon fijn uit je handen gekomen is. Het is leuk om te doen. Succes staat niet bij voorbaat vast, maar de oplossingsgerichte knutselaar is creatief en vasthoudend in het realiseren van iets dat past in het gekozen doel.
Kijk je van dichtbij dan zie je een experimenteerprocesje waarbij hypothese, experimentopzet, test, evaluatie en nieuwe hypothese elkaar – ook zonder deze chique woorden – soms razendsnel opvolgen. Een verandering in het werk vervlechten gaat met puzzelen en uitproberen; het is echt knutselen. We beschreven knutselen al als kracht van de ervaringswereld. Met knutselinterventies benut je die kracht.
Knutselen maakt een idee praktisch en werkbaar. Het effect van uitproberen is dat de verandering de bestaande wereld wordt ‘binnengeknutseld’. Zo goed en zo kwaad als het gaat, rekening houdend met de veranderambitie, maar ook met wat kan. Hierbij is de eigen lokale werkelijkheid bepalend voor wat men mogelijk en onmogelijk acht, terwijl het feitelijke werk de begrenzing vormt van de mate waarin aanpassingen plaats kunnen vinden.
Stel je voor
Stel je voor dat je in een instelling voor verstandelijk gehandicapten een ander soort werkverdeling tussen behandelaars en verzorgers wil invoeren. Het is niet zo moeilijk om dat in taakomschrijvingen te benoemen. Maar of het ook gaat lukken, wordt in hoge mate bepaald door hoe cliënten hierop reageren, of het lukt om goede werkroosters te maken, de feitelijke competenties van de professionals, de onderlinge relaties en het vermogen werk over te dragen en talloze praktische omstandigheden als de inrichting van de locaties of de kwaliteit van de dossiervorming.
Alleen als behandelaars en verzorgers in de werksituatie knutselen aan de raakvlakken van beide rollen, komt goed samenspel op gang. Dat kun je niet
regelen in een beschrijving. Dat regel je alleen maar in de praktijk.
Ruimte om te experimenteren
De diensten en producten van de organisatie vragen om presteren en weinig fouten, de verandering vraagt daarentegen om knutselen en het leren van fouten. Strikt genomen slaagt een experiment ook als de uitkomst
niet werkbaar is: dát heb je er dan immers van geleerd. Onbedoelde uitkomsten maken onlosmakelijk deel uit van het experiment.
Eigenlijk heb je natuurlijk liever dat het experiment in een keer het gewenste resultaat oplevert. Maar bij leren hoort nu eenmaal vallen en opstaan. En dat ongemak maakt uitproberen lastig. Je moet immers iets doen waar je nog niet vertrouwd mee bent en dat dus moeizamer en langzamer gaat. Dat kan botsen met de snelheid en foutloosheid die het realiseren van je gewone werk vraagt.
Knutselen en experimenteren vragen ruimte. Het helpt als die ruimte er is naast het gewone werk. Als het productievolume minder mag of de foutenmarge omhoog. Zonder die ruimte wordt al snel voorrang gegeven aan het gewone werk. Het is immers dat gewone dagelijkse werk waar medewerkers vaak als eerste op worden aangesproken door leidinggevenden, collega’s of klanten.
Je kunt experimenteren ook buiten de dagelijkse werksituatie organiseren.
Dan bouw je een ‘laboratorium’ waar je geknutsel niet direct het gewone werk ontregelt. Het nadeel is dat je het daarna alsnog moet integreren op de werkplek, maar het voordeel is dat je weinig schade aanricht.
Experimenteren buiten het werk doe je bijvoorbeeld door middel van pilots, games, rollenspellen of simulaties, al dan niet buiten de deur. Maar je kunt mensen ook tijdelijk op locaties laten werken waar het al op de beoogde manier werkt.
Tips en tricks
Het zijn de pragmatische vermogens van de werkpraktijk die ervoor zorgen dat een verandering opgenomen wordt in de dagelijkse routines. Het zijn deze vermogens waarvan je in je veranderproces gebruikmaakt om de verandering in te bedden in de wereld van het Werkelijke.
- Een geplande verandering is in aanvang niet meer dan een idee. Het betekent eigenlijk niet echt iets totdat het landt in de ervaringswereld. De kracht van de ervaringswereld is nodig om het idee realiteit te laten worden. Zorg er echter voor dat de ervaringswereld je mooie idee niet zodanig vervormt dat de vernieuwingskracht eruit verdwijnt. Dan kun je de werkwereld waarschijnlijk beter laten zoals-ie nu is.
- Draagvlak creëren, weerstand verkleinen, urgentie verhogen, het zijn allemaal termen uit de veranderwereld. Het uitgangspunt erachter is dat mensen moeten meebewegen met het veranderidee. Een verandering werkend krijgen werkt eigenlijk precies andersom: jouw veranderidee moet landen in de lokale werkpraktijken. Je moet dus weten hoe veranderen daar werkt en dat repertoire moet je inzetten. Dat gaat niet om draagvlak, urgentie en weerstand, maar om experimenteren en uitproberen, kijken of het werkt en fouten maken.
- Juist in het handelen zit het onomkeerbare. Houd er echter rekening mee dat niet al het onomkeerbare synoniem is met het door jou gewenste.
Bron: Onomkeerbaar Organisatiegedrag veranderen
Door: Leike van Oss, Jaap van ’t Hek