Misschien herken je het wel; je functioneert goed en wordt gepromoot naar een managementfunctie. Een mooie bekroning op je werk en meestal reden voor slingers en taart. Misschien is dit ook jouw carrièrepad. Maar zo’n overstap van teamlid naar manager is niet altijd meteen een laaiend succes. De gedachtegang in veel organisaties is dat iemand een uitstekende professional is in zijn vakgebied, leiderschapspotentie heeft en dat een managementfunctie daarom wel goedkomt. Maar management is een ander vak en vereist andere vaardigheden. Dat wordt onderstreept door het Nationaal Managementonderzoek van ISBW. Vier op de tien Nederlandse managers geven hierin aan dat ze zich in het diepe gegooid voelen. Waar dit aan ligt én wat er nodig is om van de overstap een succesverhaal te maken, lees je in deze blog.
Sprong in het diepe
De best presterende medewerkers zijn niet altijd per se geboren managers. Dat heeft ermee te maken dat je vakinhoudelijk vaak heel veel weet, maar er op managementniveau nieuwe kennis, vaardigheden en hard skills nodig zijn. Neem de praktisch opgeleide verpleegkundige of monteur. Bij de stap naar management krijgen ze te maken met zaken als budgettering, commercialiteit, bedrijfskunde en arbeidsrecht. Dat zijn ingewikkelde en voor de meeste managers nieuwe onderwerpen, waar extra bijscholing voor nodig is. Daarnaast begeef je je als manager op een ander speelveld. Je moet je intern staande weten te houden in een politiek spel binnen een krachtenveld met stakeholders waarin je soms feedback van onder- én van bovenaf krijgt. Dat vraagt om specifieke competenties zoals strategisch communiceren, organisatiesensibiliteit en durven deelnemen aan formele en informele besluitvormingsprocessen. In de meeste gevallen zijn dit competenties die je in een vorige functie niet hebt opgedaan. Bij de overstap naar management is hier gerichte aandacht voor nodig.
Samen optrekken
De organisatieomgeving waar je je als startende manager in bevindt, speelt een belangrijke rol in jouw ontwikkeling. Idealiter is er sprake van een lerende cultuur. Dat houdt in dat er ruimte is om te oefenen, fouten te maken en dat leren onderdeel is van het dagelijkse werk. Bijvoorbeeld door feedback te geven én te vragen. Binnen een lerende organisatiecultuur is dit een normale gang van zaken. Hiervoor is het essentieel dat je als beginnende manager terecht kunt bij je eigen leidinggevende of bij meer ervaren managers. Om van te leren, maar ook om ervaringen mee uit te wisselen, mee te sparren of te praten over wat er op je afkomt. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar laat zo’n mentor of sparringpartner voor bijna drie op de tien (28%) managers hetgeen zijn dat ze het meest gemist hebben toen ze de stap zetten naar een leidinggevende functie.
Zelf zwemmen
Natuurlijk heb je als startende manager zelf ook touwtjes in handen om de overstap naar een managersrol soepel te laten verlopen. De organisatie kan je hier goed in ondersteunen, maar het vraagt van jou ook inzet. Zoals gemotiveerd zijn om nieuwe dingen te leren en je kwetsbaar durven opstellen om toe te geven dat je nog niet alle kneepjes van het managementvak onder de knie hebt. Een gezonde dosis zelfreflectie helpt je om de manager te worden die je voor ogen hebt. Managementtrainingen zijn hier heel waardevol voor. Want naast dat je natuurlijk werkt aan specifieke competenties en skills, zijn trainers opmerkzaam op hoe je overkomt. Ook andere deelnemers aan de training, vaak mede- (startende) managers, komen meestal met rake feedback waarmee je verder kunt.
Blijven drijven
Doorgroeien van teamlid naar manager is een mooie maar ook uitdagende stap. Management is echt een vak. Dat wordt te vaak nog onvoldoende beseft. Er zijn helaas genoeg voorbeelden van startende managers die, weliswaar vanuit vertrouwen, aan hun lot worden overgelaten. Gecoacht worden, support krijgen en zelf de drive hebben om bij te leren, zijn belangrijk om de nieuwe rol eigen te maken. Zodat je als kersverse manager je hoofd boven water houdt in dat diepe.
Door: Martin van der Groep, directeur ISBW