Je identiteit ontwikkelt zich met elke ervaring die je opdoet. Tegelijk vraagt elke nieuwe ervaring om een keuze voor wie je wilt zijn in die situatie. Daarbij streef je naar herkenbaarheid, waarbij je je identiteit de ene keer verder verstevigt en de andere keer verdedigt.
Je ‘kleur’ krijg je door je in elke situatie op je eigen manier met je keuzes te verhouden tot anderen. Daartoe heb je twee mogelijkheden tot je beschikking. Je kunt je met die anderen identificeren of je kunt je van hen separeren, twee tegengestelde processen die gedurende je hele leven werkzaam zijn. In het eerste geval neem je beelden, taal en gewoontes van anderen over, waarmee je op die anderen gaat lijken. Je neemt hun kleur voor een groot deel over. Denk aan de kleding en het gedrag van voetbalsupporters in het stadion. Bij separatie neem je juist afstand van de beelden, taal en gewoontes van anderen. Je kiest je eigen kleur.
Identificeren en separeren doen we al vanaf onze geboorte. Onbewust nemen we woorden, gebaren en gedrag over en op een gegeven moment leren we ook de kracht van het woordje ‘nee’ of van de boodschap ‘zelf doen’. In de puberteit zoeken we vaak de grenzen op en experimenteren we met het overschrijden ervan. Je identiteit ontwikkelen is een levenslange kwestie van identificeren en separeren: je verbinden en vertrouwd maken met anderen en je eigen weg kiezen. Erbij horen en anders zijn.
Boodschappen uit je omgeving
Bij de ontwikkeling van je identiteit zijn de boodschappen vanuit je omgeving – in eerste instantie van je ouders – erg belangrijk. Boodschappen over jullie gezin als sociale groep, maar ook over gender en nationaliteit. Boodschappen die duidelijk maken wat hoort en wat niet, over wie we zijn en wie niet, wat we doen en wat niet. Minstens zo belangrijk zijn boodschappen die over jou persoonlijk gaan, over of je er onvoorwaardelijk mag zijn, of je vooral je best moet doen om gezien te worden, of je verdrietig mag zijn, of je jezelf mag zijn of vooral op je broer moet lijken, enzovoort. Deze boodschappen zijn bedoeld om je te typeren: ‘Ja, dat is echt Benny, die is altijd zo onhandig.’
Op basis van deze boodschappen ontwikkel je oerbeelden over jezelf: nog niet helder gearticuleerde ‘opvattingen’ over wie en wat je bent in de wereld. Oerbeelden hebben een functie: ze helpen je jezelf te laten zien (‘harde werker’, ‘voetballer’, ‘creatieveling’) en je te verhouden tot anderen (‘bemiddelaar’, ‘einzelgänger’, ‘initiatiefnemer’). Door de voortdurende herhaling van de boodschappen, de emoties die daarmee gepaard gaan en de associatie met een groep, worden deze oerbeelden heel invloedrijk. Ze hebben de neiging om in de loop van de tijd los te raken van hun oorsprong. Ze zijn dan meer verborgen. Soms reageer je ergens op met een heftigheid die niet in proportie is met datgene wat je reactie ontlokte: grote kans dat een oude boodschap is geraakt, dat een oerbeeld is gewekt.
Bij sommige oerbeelden voel je je thuis, omdat ze iets over je zeggen waarin je je herkent en waarmee je je graag wilt laten zien. Andere verliezen hun functionaliteit. Bijvoorbeeld als je dat bemiddelen of dat harde werken – waarmee je op zoveel waardering kon rekenen – zat bent. Zo zijn er ook oerbeelden waarbij je je thuis voelt omdat ze kleven aan een gemeenschap, zoals een familie, beroepsgroep of organisatie. (‘Wij zijn niet zo van kunst’, ‘Wij houden niet van gedoe’, ‘Wij zijn de beste’, ‘Wij houden van traditie’). Ze kunnen als ‘van nature’ passen, maar ze kunnen ook (gaan) knellen. Als we ons bewust worden van de eigen oerbeelden, kunnen we ze ook parkeren, ombuigen of weggooien. Dat kan de weg vrijmaken voor nieuwe ontwikkelingen.
Identiteitswerk
Oerbeelden kunnen ons helpen ons te laten zien zoals we graag willen, maar ze kunnen het ons daarbij ook lastig maken. Heb je bijvoorbeeld het vertrouwen ontwikkeld dat je niet afhankelijk bent van de oordelen van anderen, dan is het gemakkelijker jezelf te zijn in allerlei omstandigheden dan als je je gedrag vooral afstemt op wat je denkt dat anderen van je vinden of verwachten. In het eerste geval hoef je weinig moeite te doen om je te laten zien. Je kunt totaal jezelf zijn, je identiteit wordt als het ware bevestigd. In het tweede geval is het hard(er) werken. Je moet je steeds weer opnieuw afvragen: wie kan ik hier zijn? Jezelf laten zien in een bepaalde context noemen we identiteitswerk. Dat is ‘het scala aan activiteiten [..] dat individuen inzetten, om betekenis te geven aan zichzelf in de context van hun beroepen en organisaties om de eigen identiteit te vormen, repareren, onderhouden, versterken of herzien’ (Alvesson, 2010; Alvesson & Willmott, 2002; Caza et al., 2018).
Identiteitsontwikkeling: merkbaar en onmerkbaar
Identiteitswerk is er altijd, merkbaar en onmerkbaar. Immers, je bent altijd op een of andere manier ‘jij’. De ene keer ben je je daar heel bewust van, bijvoorbeeld als iedereen om je heen na een lezing enthousiast opspringt en luid applaudisseert en jij blijft zitten omdat je je afvraagt of je het verhaal wel zo goed vond. Een andere keer ben je je niet zo van jezelf bewust, bijvoorbeeld als je in de supermarkt je boodschappen doet. Soms voel je je op je gemak, soms ongemakkelijk en soms merk je jezelf niet eens op. Soms ervaar je heel veel ruimte en vrijheid om je te laten zien zoals je wilt: samenwerken gaat gemakkelijk, je inbreng wordt gewaardeerd, je kunt je kwaliteiten inzetten, je komt tot je recht, je voelt je goed. Soms is er nauwelijks ruimte en pas je je vanzelf aan, zonder dat je daar spanning bij voelt, zoals bij de traditionele nieuwjaarsborrel op je werk. Je vervult daar een rol zonder dat die meteen je identiteit raakt. En dat is oké voor je. In beide gevallen heb je weinig identiteitswerk te doen.
Maar het kan ook hard werken zijn om je te laten zien zoals je graag zou willen. Samenwerken gaat bijvoorbeeld moeizaam, je komt moeilijk uit je woorden, je voelt druk en stress. Als je merkt dat je veel identiteitswerk verricht, kan dat een aantal oorzaken hebben. De eerste hebben we al besproken: een oerbeeld past niet meer, helpt je niet meer om je te laten zien zoals je wilt. Je bent dan bezig je zelfbeeld bij te stellen.
‘Hoewel het hem stoort, bewondert hij die totale vanzelfsprekendheid waarmee Stefan zich over deze aardbol beweegt. Geen enkele terughoudendheid, geen schaamte, geen pas op de plaats, maar er gewoon helemaal zijn in al zijn imperfectie. Een klein besef nestelt zich in Lucs geest en hij denkt aan de mogelijkheden en kansen die zich aandienen als hij zijn gedrag wat aanpast.’
Uit: Oevers, Rob Waumans, 2022
Helpende vragen
Een andere oorzaak voor zwaar identiteitswerk kan te maken hebben met dat er iets van je gevraagd wordt dat je nog niet beheerst: je wilt je wel laten zien als veranderexpert, maar je bent nog volop aan het leren. Volhouden is hier het motto. Een derde oorzaak kan liggen in spanning tussen de verwachtingen die je ervaart vanuit de omgeving en je eigen wensen. Je ervaart dat je je anders wilt laten zien dan het beroep dat de omgeving op je doet. Maar heel vaak weet je gewoon niet wat dat harde werken veroorzaakt. Er klopt iets niet, er komen vragen op als: wat moet of wil ik hier? Wie wil ik hier zijn? Wat wil ik zelf toevoegen? Met wie en hoe kan ik samenwerken? Waarom zien ze me niet zoals ik ben?
Vaak ervaar je die spanning ook ergens in je lijf als het niet gaat zoals je zou willen. Het is dan zaak dat gevoel niet te negeren, maar op onderzoek uit te gaan: wat is er eigenlijk aan de hand? Welke opvattingen over mijzelf heb ik eigenlijk? Hoe verhouden die zich tot wat anderen van mij verwachten? Houd ik mezelf klem door bepaalde oerbeelden, door regels waarvan ik denk dat ze gelden, door verwachtingen waarvan ik denk dat anderen die van me hebben, door een te grote nadruk op wat ik denk nog niet te kunnen? Anders gezegd, heb ik niet meer vrijheid dan ik denk? Welk ‘doen en denken’ bepaalt eigenlijk de manier waarop we met elkaar samen zijn en werken? Wat vind ik ervan? Hoe kan ik er invloed op uitoefenen? Wat zou ik eraan willen veranderen en hoe kan ik dat het beste doen?
Kortom, je kunt – zowel binnen het persoonlijke domein van het zelf als binnen het collectieve domein – allerlei vragen stellen waarmee je meer helderheid kunt krijgen over het identiteitswerk dat je verricht en over waarmee je je identiteitswerk lichter kunt maken. Dat kan bewust en expliciet als onderdeel van een programma, maar ook meer informeel als onderdeel van een interne dialoog of van een onderzoekende dialoog met vrienden.
Bron: Stevig leren staan
Door: Manon Ruijters, Gerritjan van Luin, Niek van Benthum, Désirée Bierlaagh