Elk menselijk systeem is gericht op het bewaken van het evenwicht of de status quo door zelfregulatie. Dit geeft een voorspelbare werkelijkheid en kost minder energie dan verandering. Dit zelfregulerende mechanisme wordt in het systeemdenken de homeostatische werking genoemd (Bryan, Goodman & Schaveling, 2008). Het voordeel is dat er stabiliteit is, het nadeel is dat er geen ontwikkeling plaatsvindt. Het gaat om gedrag dat ontwikkeling tegenhoudt ten dienste van de overleving en stabiliteit.
In elk systeem zitten twee tegengestelde krachten: een voorwaartse kracht gericht op ontwikkelen en transformatie, en een stabiliserende kracht gericht op overleven. Er is gedrag dat helpt de gezamenlijke resultaten te bereiken, en gedrag dat niet helpt. Beide krachten zijn altijd tegelijkertijd aanwezig in het systeem.
Als ze beiden even sterk zijn, blijft het systeem – ondanks de behoefte aan ontwikkeling – op dezelfde manier functioneren en in dezelfde ontwikkelingsfase. Pogingen tot ontwikkeling worden geremd door stabiliserende krachten die het evenwicht bewaken. Een praktijkvoorbeeld is het teamlid dat na een persoonlijke-effectiviteitstraining voor het eerst assertief gedrag laat zien in een vergadering. De opmerking: ‘Zo, ben je naar een cursus geweest?’ van een collega kun je zien als de homeostatische werking van het systeem.
Systeem uit balans
Als groei en ontwikkeling optreden, raakt het systeem uit de vertrouwde balans. De stabiliserende krachten – de overlevingsenergie – treden in werking. Dit is in de praktijk duidelijk waarneembaar bij het taaksysteem dat voluit zegt te willen ontwikkelen en met elkaar te willen groeien, maar dat tegelijkertijd vasthoudt aan bekende – vaak ineffectieve – interactiepatronen. Mogelijk wordt er even geëxperimenteerd met nieuw gedrag, maar dit duurt niet lang omdat het bijvoorbeeld ‘te ongemakkelijk of geforceerd’ voelt. De voorwaartse kracht neemt toe en de stabiliserende kracht ook. Als die laatste te sterk is, verandert er niets.
Leren&Reflectie
Merk je weleens dat je je eigen groei en ontwikkeling tegenhoudt met allerlei gedachten? Welke gedachten herken je bij jezelf? Wat is het effect? Kun je tegelijkertijd ook je behoefte aan ontwikkeling voelen?
Alleen steviger inzetten op voorwaartse kracht zonder je bewust te zijn van de stabiliserende kracht werkt niet.
Stabiliserende krachten afzwakken
De kunst is om de stabiliserende krachten af te zwakken; de voorwaartse krachten krijgen dan meer ruimte. Interventies in taaksystemen die de ontwikkeling stimuleren zijn gericht op het vergroten van het bewustzijn van de stabiliserende krachten. Deze laten zich namelijk zien in interactiepatronen die het taaksysteem niet helpen de taak te voltooien en dus ineffectief zijn. Door het bewustzijn hiervan te vergroten en bewust te leren kiezen voor interactiepatronen die wel bijdragen aan het realiseren van de taak, krijgen de voorwaartse krachten meer ruimte en gaat het systeem zich ontwikkelen. Hierin ligt de grootste toegevoegde waarde van de interventionist.
Praktijkvoorbeeld
Neem het MT van organisatieadviesbureau Opdenberg & Thielen. De Mt-leden ontdekten dat het op elkaar reageren door te argumenteren niet werkte, omdat ze elkaar in de discussie niet werkelijk hoorden. Toen ze dit patroon en het effect daarvan inzagen, ontstond de bereidheid te experimenteren met anders op elkaar reageren. Ze spraken af dat ze in plaats van direct op elkaar te reageren met een argument, ze eerst zouden controleren of ze elkaar begrepen hadden door de kern van de inbreng van de collega samen te vatten. Omdat ze merkten dat dit een veel effectievere interactie teweegbracht en ze wel degelijk in staat waren samen te werken, waren ze bereid het ongemak van het nieuwe gedrag te verduren. Ze merkten dat ze meer vaart konden maken door niet te argumenteren, maar door te luisteren en voort te bouwen op elkaars inbreng.
Ze werden steeds kundiger in het herkennen van de momenten waarop ze toch weer onderling begonnen te argumenteren. Hun bewustzijn van de interactie nam toe, waardoor de stabiliserende krachten zwakker werden en de voorwaartse kracht groeide.
De transformatie voor een individu is meestal stabiel in die zin dat de ene vaardigheid voortbouwt op de vorige vaardigheid. Een kind dat leert lopen, kan niet opeens door een verandering niet meer lopen. Eenmaal geleerd, blijft de competentie in het systeem – tenzij er een ernstig trauma is. Dan is het mogelijk dat er regressie optreedt; het terugvallen naar oude ontwikkelingsstadia.
Bij een taaksysteem ligt dit gevoeliger. Als de verandering groot genoeg is, zal elke verandering een stukje stabiliserende kracht oftewel overlevingsenergie activeren. De leden zijn geneigd het WIJ even uit het oog te verliezen en richten zich op het stevig blijven staan van het IK. Elke verandering brengt weer stabiliserende krachten in het systeem, waardoor geleerde competenties ineens niet meer zichtbaar zijn. Dat is normaal. Hoe meer het systeem al in zijn ontwikkeling heeft geïnvesteerd en geleerd, des te makkelijker het systeem weer kan teruggrijpen naar de geleerde competenties die het helpen de resultaten te realiseren via samenwerking.
Leren en reflectie
Wat zijn de interactiepatronen in de taaksystemen waarmee jij werkt? Kun je de voorwaartse krachten en de stabiliserende krachten herkennen?
Langzaam lerend systeem
Een taaksysteem leert langzaam. En hoe groter het systeem, hoe langzamer het gaat. Zeker in het begin van de ontwikkeling, de eerste ontwikkelingsfase (Zie hoofdstuk 4 van het boek Competente mensen incompetente teams). Het leerproces van een taaksysteem heeft voortdurende herhaling van vergelijkbare interventies van de interventionist nodig. Dat is normaal. Belangrijk is dat de focus ligt op die competenties die aansluiten bij de ontwikkelingsfase van het systeem.
Bron: Competente mensen incompetente teams
Door: Jobbeke de Jong