Dit is de werkelijkheid waar veel organisaties mee te maken hebben. Op directieniveau worden prachtige ambities geformuleerd zoals ‘data als het nieuwe goud’, ‘integreren van nieuwe (wettelijke) diensten of taken’ of ‘digitale transformatie’. Maar in de praktijk blijken deze ambities zeer lastig uitvoerbaar. Op tactisch en operationeel niveau zijn mensen gewoon druk bezig met de dagelijkse gang van zaken.: het verbeteren van processen en het oplossen van knelpunten.
Deze ervaring heb ik afgelopen jaren opgedaan bij zeer verschillende organisaties zoals een grote afvalverwerker, waterleiding bedrijven, uitvoeringsorganisaties en waterschappen, maar ook bij een groot ‘customer care center’, een telecom bedrijf en een financiële instelling. Verschillende organisaties maar allen met dezelfde uitdaging: hoe zorg ik voor vernieuwing aan de ene kant en houd ik tegelijkertijd de ‘going concern’ op orde. Wijs geworden door deze ervaringen heb ik onderstaand een drietal aanbevelingen onder elkaar gezet.1) Aandacht, aandacht, aandacht
Tijdens de strategiedagen, vaak begeleidt door externe strategen of visionairs, worden de meest prachtige vergezichten geschetst. Direct na haar heidagen duikt de directie weer volop in de dagelijkse gang van zaken en wordt opgeslokt door de knelpunten in de bedrijfsvoering. Terwijl iedereen aan zijn water aanvoelt: het bedenken van een strategie is één maar het werkend krijgen van deze strategie kost heel veel tijd en aandacht.Een aardig onderzoek in dit verband, uitgevoerd door de CEB in 2014, geeft dit mooi weer. Er is een rechtstreeks verband tussen managementaandacht en de kans dat een groot risico zich voordoet. Managers besteden gemiddeld 6% van hun aandacht aan strategische veranderingen, terwijl de kans dat zich hier een groot risico voordoet 86% is. Aan de andere kant besteden managers 39% van hun tijd aan de begroting en financiële verslaglegging, terwijl de kans dat zich daar een groot risico voordoet 2% is.
Het is de taak van de directie om te zorgen voor sponsorship en commitment op álle managementlagen. Een typerend voorbeeld van hoe dit níet moet, ontstond bij een telecom organisatie: geïnspireerd door de heidagen die in november waren geweest, stond de directeur tijdens zijn kersttoespraak op de zeepkist en vertelde een prachtig verhaal over mooie vergezichten en belangrijke strategische thema’s. Hij verraste hiermee zijn middenmanagement, die hier niet vooraf in was meegenomen. Vervolgens bleef het een jaarlang oorverdovend stil, tot de volgende kersttoespraak…
Commitment opbouwen voor een koersverandering gaat stapsgewijs en altijd van boven naar beneden. De directie zal structureel aandacht moeten geven aan het midden management dat vervolgens weer aan de lat staat om de operatie mee te krijgen in de verandering. En dit kost tijd en aandacht.
2. Je innovatie-ambitie moet passen bij je organisatie
Wat bedoel ik hiermee. Lang niet iedere organisatie is in staat om grote strategische veranderingen door te voeren. Bij het bepalen van je ambitie zul je nadrukkelijk rekening moeten houden met de ‘toekomstrobuustheid’ of de veerkracht van je organisatie. De veerkracht zit allereerst in je mensen, wat hebben ze al op hun bordje liggen en wat kunnen ze aan. Maar daarnaast zit veerkracht ook in de processen : hoe goed kennen we onze processen en hoe makkelijk zijn deze processen aan te passen? Veerkracht zit natuurlijk ook in je besturing en beheersing. Heeft de directie voldoende middelen om zaken neer te leggen bij het midden management, kunnen ze vervolgens sturen op de voortgang, etc? Ook systemen en de manier waarop deze ontwikkeld en aangepast kunnen worden, bepalen voor een belangrijk deel de toekomstrobuustheid van een organisatie. Is er sprake van een spaghetti aan verouderde systemen en worden ontwikkelingen nog traditioneel aangevlogen? Of is er een goed zicht op het applicatie en datalandschap, is er een duidelijke (streef) architectuur en is de organisatie gewend om op een meer ‘agile’ manier te werken? Soms, of zelfs vaak, is het heel verstandig om de ambities niet op de bestaande organisatie ‘los te laten’, dit leidt alleen maar tot frustratie en mislukte projecten.De kraamkamer
Ik ken een financiële dienstverlener die buitengewoon succesvol is en die, rekening houdend met de veerkracht van haar interne organisatie, heeft besloten om innovaties door te voeren via een kraamkamer. De kraamkamer, ook wel het ‘fabriek/atelier complex’ genoemd, werkt als volgt: strategische mogelijkheden worden gesignaleerd, maar de staande organisatie wordt hier niet mee ‘lastig gevallen’. Kleinere partijen in de markt van deze financiële dienstverlener starten met zo’n innovatie, zoals ‘De volledig digitale bank’. Dit initiatief wordt een tijdlang gevolgd door de financiële instelling en op het moment dat het enige omvang krijgt, besluit deze financiële instelling deze om deze partij te kopen. In de eerste jaren wordt het opgekochte bedrijf náást het bestaande bedrijf gezet en vindt er mondjesmaat uitwisseling van kennis en informatie plaats (atelier of kraamkamer). Gaandeweg wordt de kraamkamer klaargestoomd om stapsgewijs over te gaan naar de fabriek. En… als het niet werkt, dan wordt dit bedrijf weer verkocht.