De meeste groepen leven vreedzaam samen, naast en met elkaar, ook in gemeenschappen met verschillende culturen. Maar het gaat niet altijd goed. Laurie Santos, cognitief wetenschapper en hoogleraar psychologie aan Yale University, stelt dat wij andere groepen niet haten omdat we die groepen verwerpelijk vinden, maar omdat we ons loyaal voelen naar onze eigen groep en zoveel van onze eigen groep houden. Die gevoelens gaan gepaard met weerzin en zelfs haat naar de andere groep. Je ziet dat in de extreme verwijdering tussen hardcore voetbalsupporters, maar ook in de Amerikaanse politiek, waar republikeinen en democraten elkaar al decennialang niet meer begrijpen.
Waarom zet liefde aan tot haten?
Santos vraagt zich in de documentaire Why we hate af waarom liefde voor onze eigen tribe ons ertoe aanzet andere groepen te haten. Onze voorouders vormden 2,4 miljoen jaar geleden al groepen. Die hebben we nodig voor veiligheid, geborgenheid, voortplanting, zingeving, voedsel en seks. Dat groepen en individuen elkaar haten heeft niets te maken met ‘slechtheid’ of ‘het kwaad’, maar met ons brein. Liefde voor de eigen groep is nodig om die eigen groep in stand te houden.
Liefde voor de eigen groep is nodig om die eigen groep in stand te houden.
Ons reptielenbrein (de hersenstam) controleert onze overlevingsmechanismen en primaire levensfuncties, zoals honger, dorst, vluchten, vechten, veiligheid en overleven. Als baby leren we al over veiligheid, basisvertrouwen en -wantrouwen. Daarnaast hebben we een zoogdierenbrein. Dit deel van onze hersenen maakt zich druk over overleven in de kudde, onze plek in de groep, leiderschap en emoties zoals zelfvertrouwen, twijfel en sociale geborgenheid.
Beluister de podcast met Sandra Bouckaert: als alle stemmen spreken
Polarisatie
De hersenschors, tot slot, is het rationele deel van ons brein. We denken ermee, kunnen er mentale beelden mee maken en het stuurt ons lichaam aan. Ons hele leven blijven we doorleren. We leven dus in (grote) groepen voor onze overleving en doordat we samenwerken en in eenzelfde verhaal geloven, kunnen we heel veel bereiken en ontwikkelen. Door ons te onderscheiden van andere groepen zijn we in staat ons te profileren en te positioneren in de samenleving. Dit helpt vaak bij het verkrijgen van politieke macht, economische middelen of sociale status. Op zich is dit geen probleem. Maar als de liefde voor de eigen groep doorslaat, willen we onze eigen groep niet alleen beschermen maar ook bevoordelen en begunstigen. We stellen ons boven de andere groep. We gaan wedijveren en door dit wij-zij-denken vindt er geen communicatie meer plaats tussen de groepen. Polarisatie is dan het gevolg.
Het maakt het onmogelijk het eens te worden over basisfeiten. Onze waarneming vervormt, we onderscheiden onze eigen tekortkomingen niet meer en we kunnen het perspectief van de andere groep niet meer zien. Elke stam gelooft in zijn eigen geschiedenis en heeft zijn eigen waarheid. Dit narratief wordt steeds opnieuw bevestigd door sociale media en informatiekanalen.
Dit gebeurt niet bij elke groep. Natuurvolken zoals de Aborigines kennen geen ranking op dit soort onderscheiden. In het Westen pakt zo’n ranking vaak negatief uit voor gemarginaliseerde groepen. In het verhaal ‘De zwarte vlinder’ in mijn boek Als alle stemmen spreken neem ik je mee in het verhaal van Jerico, een werkloze Spanjaard die emigreert naar Frankrijk. Zijn verhaal vertelt hoe haat, racisme en polarisatie kunnen leiden tot extreme situaties.
Bron: Als alle stemmen spreken
Door: Sandra Bouckaert