Was leren en ontwikkelen ooit een voorrecht, in deze tijden is het een noodzaak. Het is niet meer voorbehouden aan een enkeling, en de organisatie ervan ook niet meer aan scholen of opleidingsinstituten. Leren en ontwikkelen doen we allemaal op een eigen manier en een leven lang. Maar het inzicht in het eigen leren is vaak omgekeerd evenredig met het gebruik en de noodzaak ervan.
Geschatte leestijd: 8 minuten
Inhoudsopgave
Toch hebben mensen wel diep geankerde opvattingen of beelden over wat ze kunnen of niet kunnen leren, en als het over ontwikkelen gaat, dan komt het nogal eens voor dat gedacht wordt dat ontwikkelen iets is dat je overkomt. Aan die dieperliggende beelden (wij noemen die oerbeelden), zitten ook vaak emoties gekoppeld. Mensen klinken niet onverschillig als ze bijvoorbeeld zeggen: ‘Cijfers, nee dat moet je mij echt niet vragen, daar heb ik geen gevoel voor’ of ‘Ik heb nooit een goed ruimtelijk inzicht gehad’ of ‘Ik zie wel wat er op mijn pad komt’. Ze worden vaak met grote overtuiging gebracht; een aanwijzing dat oerbeelden onderdeel zijn van je identiteit. We denken dat deze oerbeelden ongepolijste delen zijn van dat deel van onze identiteit dat met leren en ontwikkelen te maken heeft: je ontwikkelidentiteit.
Oerbeelden hadden functie
De oerbeelden hebben ooit een functie gehad: ze zetten je aan om iets aan te pakken (’Ik denk dat het me wel lukt en trouwens hoe erg is het wanneer het me niet lukt?). Of het behoedt je voor teleurstelling (‘Ik ben niet technisch, dus ik hoef het niet eens te proberen’). Oerbeelden kunnen haar functie verliezen en dat zouden die zomaar, onbewust en onbedoeld, je ontwikkeling in de weg kunnen staan.
Als een leven lang leren en ontwikkelen zo belangrijk is, en als er zoveel diversiteit bestaat in manieren waarop je dat kunt doen, dan is het des te belangrijker dat je je eigen leren en ontwikkelen doorgrondt en er grip op hebt, en dat je dus ook zicht hebt op je oerbeelden. Met andere woorden dat je bewust kunt kiezen hoe je wil leren en ontwikkelen en daar gaandeweg vorm aan kunt geven op een manier die bij jou past. Dat je sturing kunt geven aan je ontwikkelidentiteit.
Ontwikkelidentiteit gaat om meer dan je leerstijl of je leervoorkeur. Op de vraag ‘hoe leer jij eigenlijk?’ of ‘wat weet jij van je eigen ontwikkelen?’, is de reactie vaak ‘ik leer door te doen’, ‘ik hou veel van leren’, ‘ik ben niet zo’n lezer’, of ‘ik heb weleens een testje gemaakt, ik moet even nadenken wat daar ook alweer uitkwam’. Al deze reacties geven maar beperkt antwoord op de vraag naar wie je bent in je manier van leren en ontwikkelen, wat onvervreemdbaar van jou is en wat jou je eigen kleur geeft, wat jouw ontwikkelidentiteit is.
Grip op je ontwikkelindentiteit
Met Ons ontwikkelen ontward kun je de dialoog met collega’s, leidinggevenden, (professionele) vrienden of familie aangaan om zo stap voor stap meer grip te krijgen op je ontwikkelidentiteit. Wanneer je daar meer beeld bij hebt, kun je ook beter zelf sturing geven aan je leren en ontwikkelen, waai je minder met alle winden mee, en haal je meer uit jezelf.
Maar het gaat natuurlijk niet alleen om het vinden van manieren van leren en ontwikkelen die het beste bij je passen, dat leren en ontwikkelen gebeurt altijd in een context. En in die context, in de wereld, in organisaties en in teams is veel aan de hand. Het is zaak om je ontwikkelidentiteit dermate goed in de hand te hebben dat je in deze veranderende contexten betekenisvol kunt bijdragen.
Hoe kun je met de dialoogkaarten werken?
Ons Ontwikkelen Ontward bestaat uit een set van 81 kaarten. Er zijn 10 velden van onderzoek over verleden, heden en toekomst, die elk een eigen kleur hebben. Per veld is er een hoofdvraag, zijn er 5 kaarten met subvragen, is er een kaart met een verkenning en een kaart met twee voorbeeldverhalen. De 81ste kaart is de gouden kaart, de eindkaart met de vraag wat je over je ontwikkelidentiteit hebt ontdekt.
We geven twee voorbeelden: het eerste gaat over een onderzoek op individueel niveau, het tweede over een onderzoek op collectief niveau.
Voorbeeld 1: ambities
Voor het eerste voorbeeld kiezen het veld over ambities.
Begin met de hoofdvraag van ambitie: ‘Weet je waarmee je aan de slag wil gaan?’. We realiseren ons dat het woord ambities niet voor iedereen werkt. Daarom staat er ook bij: “denk aan dromen, doelen, verlangens, wensen, ……”
Als je het moeilijk vindt om met deze vraag aan de gang te gaan kun je ook kijken naar de voorbeeldverhalen.
Kijk of deze narratieven je aan het denken zetten. Draai de rest van de kaarten om en kies een foto waar je mee wil werken.
Vraag je af waarom je deze foto hebt gekozen. Robert-Jan geeft dan bijvoorbeeld als antwoord dat hij altijd al wilde leren vliegen. Het is dan interessant om daarop door te gaan in een dialoog: “Wat is er gebeurd met die droom? Was dit een reële droom of stond deze symbool voor iets?” Vervolgens draai je de kaart om en staat er: “Waar droom je van en wat houd je tegen om die droom na te streven?”. Ook daar ga je het gesprek over aan. Je kunt doorgaan met de andere ambitiekaarten tot je het gevoel hebt dat je er grip op hebt. Je sluit altijd af met de gouden identiteitskaart.
Voorbeeld 2: Samenwerking
Het tweede voorbeeld gaat over samenwerking. Ook al zijn de kaarten op individueel niveau geformuleerd en dus gericht op het onderzoeken van iemands identiteit, ze zijn ook bedoeld om het gesprek te voeren over hoe je nu met elkaar ruimte kunt maken voor leren en ontwikkelen in de praktijk van elke dag.
Je vraagt je bijvoorbeeld af hoe jullie ervoor kunnen zorgen dat je in jouw team niet alleen loopt te hollen om het werk af te krijgen, maar ook hoe je kunt bijdragen aan elkaars ontwikkeling. Manon zou bijvoorbeeld met de zes leden van haar kenniskring het volgende kunnen doen. Ze legt alle rood/roze vraagkaarten (1 tot en met 5) op tafel met de vragen naar boven. Dan liggen er 20 (4 x 5) kaarten. Ze vraagt alle deelnemers een kaart uit te kiezen die hem of haar aanspreekt. Eén voor één brengt iedereen zijn/haar vraag in.
Zo kiest iemand de kaart ontwikkelframe 1, legt die in het midden op tafel, leest de kaart voor, geeft aan wat dit oproept en opent daarmee het gesprek. De aandacht gaat uit naar wat bij de hele groep resoneert. Als de tijd op is die ervoor is uitgetrokken, kan de afsluitende vraag bijvoorbeeld zijn: wat zijn we te weten gekomen over wat voor ons werkt? En dan kun je ook nog inzoomen op ondersteuners, netwerk en cultuur. Dus wat hebben we nodig aan fysieke ondersteuning, wat hebben we nodig aan netwerk, en wat hebben we voor cultuur nodig?
Crowd learning
We hebben in de handreiking bij de kaartenset aangegeven dat dit product onderdeel is van crowd learning. We denken dat deze set aan vragen en foto’s helpt om het gesprek en het denken over ieders ontwikkelidentiteit en over samen leren en ontwikkelen op gang te brengen. Maar we hebben ook het idee dat deze set baat heeft bij input van alle gebruikers. Dus we hopen dat goeie vragen en opmerkingen over bestaande vragen hun weg vinden naar ons, zodat toekomstige edities nog rijker zullen zijn en de dialoog nog beter kunnen ondersteunen.