Door een combinatie van netwerkeffecten en schaalvoordelen leiden veel digitale businessmodellen tot een “winner takes all” dynamiek. Er ontstaat een oligopolie, waarbij een handvol spelers de markt bepalen. In de Verenigde Staten en Europa zijn Google (eigenlijk Alphabet), Microsoft, Apple, Facebook en Amazon dominant, in China zijn dat Baidu, Alibaba en Tencent. Deze grote technologiebedrijven snappen heel goed dat kunstmatige intelligentie afhankelijk is van data en zij doen er dan ook alles aan zo veel mogelijk data te verzamelen.
Vervolgens ontstaat er een vliegwiel. Als je meer data hebt, worden de algoritmes beter. Daarmee verbetert de gebruikerservaring en zul je meer en nieuwe klanten aantrekken. Die genereren op hun beurt weer meer data, waardoor de algoritmes nog nauwkeuriger worden en je diensten nog aantrekkelijker worden, terwijl de kosten per klant afnemen.
De marktpositie van deze grote technologiebedrijven is dankzij slim aan elkaar gekoppelde functies zo dominant, dat je als consument niet meer om hen heen kan. Amazon heeft een onlineretailplatform met een marktaandeel van 50% in de Amerikaanse e-commerce en het vermoeden bestaat dat Amazon zijn eigen producten voortrekt op het platform. Apple zou toegang van derden tot de App Store onnodig afschermen. Google zou bij de presentatie van de resultaten van de zoekmachine rekening houden met de eigen financiële belangen. En allemaal nemen ze succesvolle kleinere spelers en start-ups over voordat zij een serieuze concurrent kunnen worden.
Dit heeft ook impact op onze democratie. Wij zijn voor onze nieuwsvoorziening afhankelijk geworden van zoekmachines (zoals Google) en sociale media (zoals Facebook). De algoritmes die zij gebruiken, maken een selectie van het nieuws dat je te zien krijgt. Op basis van je onlinesurfgedrag of je locatie wordt ingeschat in welk nieuws je het meest bent geïnteresseerd. Zo kan het gebeuren dat je alleen informatie krijgt te zien die je eigen mening bevestigt en dat tegenargumenten worden uitgefilterd. Bovendien werken sociale media polarisering in de hand, omdat extreme berichten meer likes krijgen dan genuanceerde berichten. Als onafhankelijke en objectieve journalistiek het aflegt tegen propagandistisch of nepnieuws, kan dat de democratie ondermijnen.
Wij realiseren ons – als burgers – nog te weinig hoeveel waarde onze persoonsgegevens hebben en hoe belangrijk het is dat die data goed worden beveiligd. In ruil voor ‘gratis’ diensten van zoekmachines, sociale media en videowebsites delen wij onze persoonlijke gegevens, die vervolgens worden gebruikt om ons advertenties te tonen die aansluiten bij onze voorkeuren én inspelen op onze gevoeligheden. Bovendien wordt de scope van de data die wordt verzameld steeds groter. Naast onze aankopen en politieke voorkeuren, worden ook data verzameld over onze gezondheid en levensstijl.
In Europa neemt besef van urgentie toe
Europa is afhankelijk van niet-Europese technologiebedrijven. De data van Europese burgers staan op servers van Amerikaanse bedrijven zoals Google, Microsoft en Facebook. Europese bedrijven met een vergelijkbare schaal en reikwijdte bestaan niet. En een groot deel van de kritische internet- en telecominfrastructuur draait op apparatuur van het Chinese Huawei. Vandaar dat er soms al wordt gesproken over Europa als een digitale kolonie. Project Gaia-X is wellicht het begin van een tegenbeweging. Duitsland heeft het initiatief genomen voor een Europese aanbieder van clouddiensten met als doel de afhankelijkheid van de Verenigde Staten en China te verminderen.
De democratie beschermen tegen misbruik van data staat inmiddels ook op de agenda van de Europese Commissie. De wetgeving op het gebied van privacy is hier een voorbeeld van. Een nog openstaande vraag is hoe je effectief kunt optreden tegen nepnieuws zonder de vrijheid van meningsuiting te beperken. Nepnieuws kan de democratie ondermijnen, maar als de overheid nieuwsorganisaties of nieuwsberichten gaat beoordelen, zou dat een vorm van censuur zijn. En zelfcensuur door bedrijven die boetes willen voorkomen, is al niet veel beter. Moeten we de democratie beschermen met ondemocratische maatregelen?
Drie scenario’s
Ook worden scenario’s verkend om de macht van Big Tech in te perken (Mark Beunderman, ‘Big Tech is machtig, maar er is wat aan te doen’, NRC, 15 juli 2019). Het eerste scenario is het opbreken van de grote bedrijven. Het voorbeeld is hier Standard Oil dat in 1911 in 34 bedrijven werd opgesplitst. De vraag is hoe je een splitsing van de technologiebedrijven vormgeeft. Een mogelijkheid is de platformfunctie, zoals een zoekmachine, marktplaats of appstore, los te koppelen van de andere diensten. De kans op customer lock-in is dan kleiner.
Het tweede scenario is eenvoudiger, namelijk strenger optreden bij voorgenomen fusies en overnames. Op basis van bestaande mededingingswetgeving is dit al haalbaar. De grote technologiebedrijven hebben zoveel liquiditeit dat voor hen bijna alles te koop is. Concurrentie wordt zo geneutraliseerd, innovatie belemmerd en de belangen van consumenten geschaad. Verschillende overnames uit het verleden, zoals de overname van Instagram door Facebook, zou met de kennis van nu niet meer zo eenvoudig zijn goedgekeurd.
In het derde scenario worden de technologiebedrijven niet kleiner gemaakt, maar wordt monopolistisch gedrag door middel van regelgeving tegengegaan. Door het gebruiken en delen van data te beperken, wordt het datamonopolie minder sterk. Ook kun je het recht om je eigen gegevens van het ene bedrijf naar het andere mee te nemen, de zogenoemde dataportabiliteit, afdwingen. Verder kun je regelen dat platforms de eigen producten en de producten van concurrenten gelijk moeten behandelen (non-discriminatie). En je kunt interoperabiliteit eisen, waardoor Apple ook derden moet toestaan een soort App Store voor de iPhone te maken.
Europa moet ook meer investeren
De macht van de huidige datamonopolies verkleinen, is slechts een deel van de oplossing. Je moet wel een alternatief bieden en bereid zijn daarin te investeren. Op dit moment staat Europa er in de internationale vergelijking slecht voor. Als je de internationale ranglijsten ziet van technologiebedrijven of van succesvolle start-ups op het gebied van kunstmatige intelligentie, dan komen daarin nauwelijks bedrijven uit Europa voor. Van de belangrijke patenten op het gebied van kunstmatige intelligentie is slechts 15% Europees, tegenover de helft Chinees en een derde Amerikaans.
De beperkte investeringen in kunstmatige intelligentie in Europa hebben ook als gevolg dat goede mensen uit Europa vertrekken. Studenten en onderzoekers die hier zijn opgeleid, maar in de Verenigde Staten veel geld kunnen verdienen, zien we niet meer terug. Dit leidt tot een brain drain van Europees talent. En universiteiten kunnen de vraag naar opleidingen op het gebied van data science en kunstmatige intelligentie niet aan, omdat er te weinig docenten zijn. Daarnaast zien we dat succesvolle Europese initiatieven door Amerikaanse bedrijven worden opgekocht.
Europa is (heel) laat ontwaakt, maar ik zie het besef van urgentie en de investeringen in kunstmatige intelligentie ieder jaar toenemen. We moeten wel van het idee af dat je met ethische en juridische kaders alleen de wedstrijd kunt winnen. Je moet ook zelf de technologie hebben, evenals het talent en de ondernemingen die de toepassingen op de markt brengen.
Door: Willem Peter de Ridder
Dr. Willem Peter de Ridder is directeur van Futures Studies, een strategisch adviesbureau dat organisaties ondersteunt bij het verkennen van de toekomst en het formuleren van een toekomstbestendige strategie. Hij verzorgt keynotes op congressen en medewerkersbijeenkomsten, geeft strategieworkshops voor managementteams en doceert in executive programma’s van onder andere de Erasmus Universiteit Rotterdam en TIAS.
Dit blog is gebaseerd op het boek Winnen met kunstmatige intelligentie van Willem Peter de Ridder (2020).