Voor een goede geplande verandering heb je de vermogens uit de wereld van het Wenselijke nodig. Vermogens waarmee je afstand kunt nemen, kunt analyseren wat er aan de hand is en wat er moet veranderen. Vermogens waarmee we de gewenste nieuwe situatie kunnen visualiseren en creëren en in plannen kunnen uitwerken. Al deze vermogens bevinden zich in de wereld van het idee.
In de wereld van het Werkelijke, de ervaringswereld, zijn vermogens aanwezig die veel meer geankerd zijn in de pragmatiek, in dat wat werkt. De werkende mens is een pragmatisch wezen dat zijn handelen baseert op de bestaande context, ook als hij zich kan voorstellen dat het anders zou kunnen zijn. Pragmatische vermogens hebben we nodig, met name om te zorgen dat een verandering echt gerealiseerd wordt. Als beide werelden in hun eigen domein uitsluitend hun eigen vermogens inzetten wordt een verandering niet gerealiseerd. Dan zou de ervaringswereld immers alleen maar mogelijkheden binnen de eigen, bestaande, vertrouwde werkelijkheid zien. En de ideeënwereld zou alleen maar ambities, dromen en verlangens produceren. Iedere geplande verandering heeft daarom te maken met het fundamentele verschil tussen de logica van de Wenselijke en die van de Werkelijke wereld. Als het niet lukt dat verschil productief te maken, dan smoort de verandering in onbegrip tussen beide werelden. Als het lukt om het verschil om te zetten in een creatieve spanning (naar Senge), dan ontstaat een creatieve ruimte die het zoeken naar overbrugging mogelijk maakt. Voor die ruimte is een derde vermogen nodig: mogelijkheidszin. Bron: Onomkeerbaar Door: Leike van Oss en Jaap van ’t Hek