Uit eerder onderzoek wisten we al dat mensen met machtige – hoge – posities vaak te veel zelfvertrouwen hebben, bijdragen van anderen depreciëren, de credits nemen voor andermans ideeën, en anderen interrumperen. Geen goede eigenschappen voor samenwerking. Onderzoekers van de University of California wilden meer inzicht opdoen in de effecten van macht op groepsdynamieken en voerden daartoe een aantal experimenten uit.
High- versus low-power trio’s
In één experiment werkten de deelnemer in groepjes van twee aan het bouwen van torens van tandenstokers en stukken marshmellow. Daarvan werd steeds één persoon tot leider benoemd, die de prestaties van de ander – de ondergeschikte – moest beoordelen en na afloop zijn beloning moest vaststellen. Daarna werden er groepen van drie mensen gevormd: high-power trio’s met alleen leiders (bij de torenbouwtaak), low-power groepjes met alleen ondergeschikten en gemengde groepjes (als controlegroepen). Deze trio’s moesten een project(je) uitvoeren. Een onafhankelijke jury bekeek de video-opnames hiervan en beoordeelde elke groep op creativiteit, conflict, taakfocus, informatiedeling en positieve interacties. Resultaat: de groepen die bestonden uit high-power individuen waren minder creatief en gefocust, deelden minder info en hadden minder positieve interacties dan de low-power groepen en de controlegroepen. Vervolgexperimenten met echte executives en ondergeschikten (dus geen laboratoriumposities) leverden dezelfde resultaten op …
‘Als de machtigere individuen in hun eentje werkten of aan taken waarvoor minder coördinatie met anderen nodig was, presteerden ze beter dan alle anderen. Maar als ze samenwerkten aan taken die meer coördinatie met anderen vergden, presteerden diezelfde machtige individuen slechter dan anderen,’ schrijven de onderzoekers. Zij brengen te berde dat groepen waarin machtige mensen zitten, misschien baat hebben bij formele structuren. Zoals een agenda waarop precies staat aangegeven op welke momenten informatie moet worden gedeeld en alle teamleden kans krijgen om hun mening te geven.
Bron: Journal of Personality and Social Psychology, februari 2016