De deeleconomie is volop in ontwikkeling en als samenleving willen we daar de vruchten van plukken. Maar dan liefst zonder de scherpe kantjes en ongewenste effecten en rekening houdend met maatschappelijke waarden en publieke belangen. Vandaar mijn zoektocht naar ‘eerlijke’ platformen.
Eerder schreef ik al hoe diverse platformen proberen een ‘eerlijker’ alternatief te zijn voor Airbnb en Uber. Vandaag het tweede deel over de flexibele arbeidsmarkt. De deeleconomie maakt hervorming van de arbeidsmarkt urgenter dan ooit.Deelplatformen kunnen nieuwe banen creëren
De deelplatformen bieden nieuwe mogelijkheden om arbeid op een goedkope en flexibele manier te organiseren. Voor gebruikers (consumenten, afnemers) wordt het eenvoudiger om diensten naar behoefte en op afroep af te nemen. Voor aanbieders (dienstverleners) wordt het eenvoudiger om werk en privé met elkaar te combineren. Zo zouden er talloze nieuwe banen gecreëerd kunnen worden, in het bijzonder aan de onderkant van de arbeidsmarkt waar werk nu onbetaald (informeel) of zwart gedaan wordt. Met de vergrijzing in het vooruitzicht zijn nieuwe banen bovendien hard nodig, met name in de gezondheidszorg en huishoudelijke hulp, het onderwijs en personenvervoer. Via het platform Helpling zijn honderden mensen met een uitkering deeltijds weer aan het werk met goedkering van UWV. Ze verrichten huishoudelijk schoonmaakwerk bij particulieren, iets wat normaliter in Nederland voor 98 procent zwart werk is.Oneerlijke concurrentie
Toch zit er ook een keerzijde aan deze ontwikkelingen. De diensten die via deelplatformen worden aangeboden zijn in de meeste gevallen aanzienlijk goedkoper dan het aanbod van de bestaande en reguliere dienstverleners. Dat maakt ze ook zo populair bij consumenten: goedkopere taxiritten, hotelovernachtingen, schoonmakers, zorgverleners en postbezorgers. De deelplatformen verdringen voor een deel de bestaande dienstverleners met ongelijke concurrentie in de markt omdat de platformen niet de verantwoordelijkheden van werkgevers hebben. Tegelijkertijd zorgt dit voor de maatschappelijke kritiek op platformen als Uber en Airbnb.De deelplatformen verdringen voor een deel de bestaande dienstverleners met ongelijke concurrentie in de markt.De dienstverleners op de platformen zijn eigenlijk zelfstandig ondernemers. Ze hebben weinig of geen baanzekerheid. Ze kunnen geen gebruik maken van allerlei sociale voorzieningen zoals pensioenopbouw en de ziektewet. Vaak zijn ze zelf verantwoordelijk voor de aanschaf en onderhoud van hun spullen zoals een auto of fiets. Ze zijn dus kwetsbaar voor arbeidsonzekerheid en aansprakelijkheid bij geschillen met hun klanten. Hier is dus behoefte aan toegankelijke (onder andere betaalbare) sociale voorzieningen zoals verzekeringen en pensioenen, die flexibel meebewegen met iemands loopbaan en zorgen voor zekerheid en continuïteit.
Belasting heffen op de deeleconomie
De overheid worstelt al jaren met nieuwe vormen van ondernemerschap en flexibiliserende arbeid. Wanneer ben je een burger die incidenteel wil bijverdienen of (in economenjargon) ‘onderbenutte restcapaciteit vermarkt’? Wanneer ben je een freelancer of zelfstandig ondernemer? Wanneer ben je een individuele dienstverlener en wanneer ben je een verkapte werknemer die in schijnconstructies werkt om zo goedkoper te zijn? De komst van de deeleconomie maakt dit vraagstuk complexer dan ooit omdat het onderscheid tussen verschillende werkvormen vager wordt. De overheid zou duidelijk moeten aangeven wanneer een platform een werkgever is, wanneer aanbieders op de platformen belasting moeten betalen net als zelfstandig ondernemers. Wellicht zou zelfs nieuwe tussenvorm gecreëerd kunnen worden in de regulering die aansluit bij de veranderende economie en de deeleconomie.Pas als er duidelijkheid komt, kan de deeleconomie volwassen worden.De Belgische overheid heft sinds 1 april van dit jaar een belasting van 10 procent op de bruto-inkomsten die burgers verdienen via deelplatformen. Verdien je meer dan € 5.000 dan worden je inkomsten belast volgens de gewone inkomstenbelasting. De richtlijnen moeten het liefst zoveel mogelijk op landelijk niveau worden vastgesteld en niet overgelaten worden aan de uitvoeringsorganisaties Belastingdienst en UWV, die nu geval tot geval moeten beoordelen. Pas als er duidelijkheid komt, kan de deeleconomie volwassen worden en kunnen de platformen zich aanpassen aan de maatschappelijke eisen.
Platformen als intermediairs
De bestaande deelplatformen reageren verschillend op de huidige onzekerheid. Veel platformen zijn nog voorzichtig met het aanbieden van ondersteuning aan hun deelnemers. Zodra ze als werkgever worden aangemerkt door de overheid, krijgen ze te maken met veel meer verplichtingen en ontslagbescherming. Sommige kiezen er bewust voor om zo ‘licht’ mogelijk te blijven. Zij beperken zich vooral tot het elkaar brengen van vragers en aanbieders en het helpen tot stand brengen van een connectie tussen een individuele dienstverlener en een consument. Dit soort platformen kan een relatief lage bemiddelingsbijdrage vragen zodat het meeste geld bij de dienstverleners terechtkomt en de kosten voor de afnemer, de consument laag blijven. Met die lage prijs hebben deelplatformen snel kunnen groeien. Maar is die lage prijs van de lichte platformen wel zo eerlijk? Betalen de consumenten, de gebruikers (dit zijn ook overheden) wel een eerlijke prijs voor de diensten als hierin niet de maatschappelijke kosten zij meegenomen zoals de bijdragen aan het in stand houden van een sociaal vangnet en collectieve verzekeringen om de individuele dienstverlener te beschermen?Is de lage prijs van lichte platformen wel eerlijk?De lichte platformen hebben als bijkomend voordeel dat ze vaak laagdrempelig toegankelijk zijn en weinig selecteren: vrijwel iedere aanbieder kan er terecht. Bovendien hoeven de dienstverleners op het platform vrijwel geen administratie bij te houden en geen ingewikkelde belastingaangifte te doen. Daarom zijn deze platformen ook aantrekkelijk voor dienstverleners die hun werk en privé willen kunnen combineren ‘zonder ingewikkeld gedoe’ of slechts heel incidenteel of spontaan deelnemen. Toch is dit niet eerlijk ten opzichte van de zelfstandig ondernemers die geacht worden al hun werk bij te houden en aan te geven. Is een urencriterium dan bruikbaar om de incidentele deelnemers te onderscheiden van de ondernemers? Is het niet beter om de belastingaangifte drastisch te vereenvoudigen? Bovendien zou de administratie geautomatiseerd kunnen worden en verzorgd worden door de platformen, die sowieso al diverse data verzamelen en administreren.
Platformen als nieuwe werkgevers
Aan de andere kant zien we platformen die meer aanvullende taken en zorgen op zich nemen, vergelijkbaar met die van een reguliere werkgever: het investeren in opleidingen en training, het aanbieden van collectieve verzekeringen, lease- en tegen gunstige voorwaarden inkopen van goederen die nodig zijn voor de dienstverlening, zoals voertuigen, scharen of computers. Deze platformen gebruiken hun omvang om collectiviteit en solidariteit te organiseren en daarmee hun gebruikers (de dienstverleners) te ondersteunen. Deze ondersteuning kan ook bij de boekhouding of het verkrijgen van een certificaat van werkervaring waarmee de kansen op de arbeidsmarkt kunnen worden vergroot. De platformen kunnen zelfs een vorm van collectieve verzekering of broodfonds bieden tegen ziekte. Bij ziekte kan het werk door een ander worden overgenomen. Verzekeraars zouden hierbij kunnen aansluiten met innovatieve verzekeringen (en enkelen hebben al interesse getoond).Steeds meer platformen realiseren zich dat de kwaliteit van de dienstverleners op het platform minstens zo belangrijk is als het aantal.Steeds meer platformen beginnen zich te realiseren dat niet alleen het aantal deelnemers en een lage prijs belangrijk zijn maar ook de kwaliteit van de dienstverleners op het platform. Net als reguliere werkgevers willen platformen zich kunnen onderscheiden in hun pakket aan ‘arbeidsvoorwaarden’ om nieuwe medewerkers aan te trekken en vast te houden. Ze kunnen daarmee het risico voorkomen dat de deelnemers van hun platform gaan ‘shoppen’ bij andere platformen, zoals taxi-chauffeurs die Uber en Lyft naast elkaar gebruiken. De overheid zou dit verantwoordelijke gedrag van platformen kunnen aanmoedigen, ook met financiële prikkels. Doordat de overheid echter een groot onderscheid maakt tussen intermediair en werkgever, en aan die laatste grote verplichtingen koppelt, werkt dit eerder als straffen.
Kaders voor een eerlijke economie
Deelplatformen kunnen een aanvulling zijn op de bestaande organisatievormen en een nieuwe vorm van flexibele arbeid mogelijk maken. Dit kan nieuwe werkgelegenheid creëren en zwartwerken tegengaan. Misschien zijn platformen een nieuwe tussenvorm tussen intermediair en traditionele werkgever. Een vorm die ‘het beste van twee werelden’ verenigt en zelfstandige ondernemers vrijheid geeft maar tegelijkertijd een bepaalde mate van vangnet en ondersteuning biedt door collectiviteit en solidariteit tussen deelnemers te helpen organiseren. Misschien is dit ook wel de toekomst van veel traditionele organisaties als de digitalisering en robotisering verder vorm krijgen.Reguliere organisaties gaan steeds meer op platformen lijken. Platformen nemen meer ‘verantwoordelijkheden’ van reguliere organisaties op zich.Om als samenleving maximaal de vruchten te kunnen plukken van de deeleconomie is er vanuit de overheid een duidelijke visie nodig op wat de kaders voor een eerlijke economie zijn: de mate van flexibiliteit in arbeid en de bijbehorende sociale zekerheid, aftrekposten en subsidies. Dit moet een eerlijk speelveld creëren voor alle spelers in de markt. Laat het nieuwe kabinet daar nu eens serieus werk van maken, kijkend vanuit kansen die de deeleconomie biedt. Dit artikel verscheen eerder bij Marketingfacts. Door: Maurits Kreijveld Maurits Kreijveld is futuroloog, spreker en adviseur. Ook schreef hij de boeken De plug&play-organisatie, Samen slimmer en De kracht van platformen.