Ondanks de introductie van marktwerking zijn bestuurders van zorgorganisaties niet radicaal anders gaan werken. Weliswaar zeggen ze ondernemen belangrijk te vinden, maar zorgbestuurders verstaan daaronder vooral een gezonde bedrijfsvoering en verbetering van de zorgverlening. Wel zien zij het steeds meer als hun functie om verbindingen te leggen tussen de organisatie en de buitenwereld. Ook brengen vrouwelijke en jongere bestuurders nieuwe opvattingen mee.
Dat blijkt uit het proefschrift Onder zorgbestuurders van Wilma van der Scheer, wetenschappelijk onderzoeker en zakelijk directeur van het Erasmus centrum voor management development in de zorg. Van der Scheer onderzocht hoe bestuurders omgaan met de veranderingen in de gezondheidszorg en welke factoren daarop van invloed zijn. Daarvoor ondervroeg ze honderden zorgbestuurders over hun achtergrond, taakopvatting en tijdsbesteding. Daarnaast analyseerde ze debatten in de politiek en binnen de beroepsvereniging NVZD.Verbindingen
Het proefschrift toont aan dat zorgbestuurders door het veranderende overheidsbeleid – de introductie van gereguleerde marktwerking – niet heel anders zijn gaan werken. Ondernemen vatten de bestuurders vooral op als ‘vernieuwen' en ‘creatief omgaan met beperkte middelen'. Bestuurders in de ouderenzorg zijn nog het meest gericht op commerciële activiteiten. De externe veranderingen zijn wel duidelijk terug te zien in de grote aandacht voor verbindingen: met het toenemende aantal partijen waarmee de zorgorganisatie zaken moet doen en tussen de externe eisen, de interne werkprocessen en de professionele opvattingen van zorgverleners.
Kernwaarden
Zorgbestuurders stellen zich tot taak de organisatie aan te passen aan nieuwe eisen, maar willen tegelijkertijd de kernwaarden in de zorg bewaken. Ze voeren veranderingen door, maar temperen die zo nodig ook. Naast veranderingen realiseren gaat besturen ook over het bewaken van de continuïteit.
Vrouwen in opmars
Een andere bevinding van Van der Scheer is dat vrouwen onder de zorgbestuurders in opmars zijn: hun percentage is toegenomen van 11 in 2000 naar 25 in 2010. Daarmee groeide ook het percentage voormalig verpleegkundigen in de raad van bestuur (18% in 2010). Het aandeel vrouwelijke bestuurders is het grootst in de ouderenzorg (30%). De veranderde samenstelling van raden van bestuur werkt door in de functieopvatting. Vrouwelijke respondenten treden meer op als ambassadeur van de organisatie en zien zichzelf meer als een tussenpersoon. Jongere bestuurders houden zich meer bezig met de organisatie zelf, terwijl oudere bestuurders zich meer richten op externe zaken en strategische kwesties. De meeste bestuurders lopen al jaren rond in de gezondheidszorg. De meerderheid is man, de gemiddelde leeftijd 54 jaar.
Boekentip: Ontwikkelingen in de zorgmarkt.