Het constateren dat er sprake is van een toenemende polarisatie in het klimaatdebat impliceert een aboutness-optiek, waarbij we vanuit een buitenstaanderspositie een bepaald label plakken op datgene wat we zien en ervaren. Bij het withness-perspectief en het sociale complexiteitsdenken gaat het bij de toenemende polarisatie van het klimaatdebat daarentegen als eerste om de kwaliteit van de interacties tussen al de mensen die deel uitmaken van de gremia, instanties, organisaties, stromingen en betekenisvolken die in het klimaatveld actief zijn. Kennelijk heeft zich in de schier oneindige hoeveelheid interacties tussen al deze mensen een relatief veld-brede grootschalige passendheidscode ontwikkeld, die we aan het begin van dit hoofdstuk typeerden als enemyfying. Als tweede houden de woorden ‘toenemende polarisatie’ in dat deze enemyfying-interactiekenmerken in de onderlinge interacties steeds explicieter, vaker en op een zich steeds verder uitdiepend niveau worden herhaald, zodat ze een grootschalig gedragspatroon vormen.
Zo begrepen is de toenemende polarisatie geen abstract, los van onze dagelijkse ervaringen staand (macro-)verschijnsel dat onze interacties als een soort onafhankelijke variabele top-down beïnvloedt. Juist betreft het een zich herhalend kenmerk van onze éígen interacties.
Escalerende en polariserende inter-groepsdynamieken
Omdat we er middenin zitten (withness-perspectief) is het precies deze enemyfying-interactiekwaliteit die we concreet en soms letterlijk aan den lijve ervaren, hetgeen steeds intensere emoties bij ons oproept. Escalerende en polariserende inter-groepsdynamieken komen op gang als we ons naar aanleiding van bepaalde concrete interactie-ervaringen met leden van andere gremia of organisaties, negatief over hen uitlaten. In eerste instantie zijn deze uitlatingen acts. Worden die acts vervolgens ‘positief’ gesupplementeerd, waarbij onze gespreksgenoten hier verder op voortborduren, dan is er tussen ons een bepaald patroon geëmergeerd. Een patroon dat bestaat uit bepaalde legitieme thema’s (negatieve oordelen over andere groep) en bepaalde passendheidscodes (hoe emotioneel uiten we die negatieve oordelen?; wat laten we blijken van de emoties die de leden van de andere groep bij onszelf oproepen?; hoe gedragen we ons richting elkaar en richting de andere groep?), en afhankelijkheids- en machtsverhoudingen. Daarbij worden die patronen steeds meer deel van onszelf, wat we ervaren als een zich steeds verder opbouwende lichamelijke spanning als we het over leden van andere groepen hebben.
Uitgaande van deze aannames, vatten we de tendens om in het klimaatdebat op een steeds conflictueuzere wijze met elkaar om te gaan, op als een zich steeds verder ontwikkelend grootschalig gedragspatroon. Een gedragspatroon dat het emergente resultaat is van talloos vele lokale interactiedynamieken, waarbij mensen die bij een bepaalde betekenisreis zijn betrokken, steeds vaker een specifieke combinatie van betekenissen gaan herhalen.
Negatiever ervaren andere groepen
Die combinatie betreft het steeds negatiever ervaren van bepaalde andere groepen (organisaties, betekenisvolken, stromingen, grootschalige gedragspatronen), hand-in-hand-gaand met een steeds positiever beeld over de eigen groep. Als vergelijkbare betekenisgevingen in steeds meer vervolggesprekken worden overgenomen gaat men ze als steeds juister en als steeds meer waar ervaren. Hand in hand hiermee kristalliseren zich bepaalde legitieme thema’s en passendheidscodes uit over de manier waarop we het over onze eigen groep en de andere groep hebben, wat we wel en niet horen te doen, hoe we ons ten opzichte van die andere groep moeten opstellen, et cetera. Bij toenemende escalatie zal men daarbij de reacties en gedragingen van de leden van de andere groep meer en meer gaan zien als bewijzen van hun slechtheid en domheid en – omgekeerd – als bevestigingen van de eigen juistheid en goedheid. Het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ wordt zo dus steeds scherper, waarbij men zichzelf als collectief steeds explicieter van de anderen differentieert.
Bij deze differentiërende ontwikkelingen fungeren de sociale media en de steeds verdere digitalisering van onze interacties veelal als versterkers en versnellers. Polarisatie als differentiatie tussen alternatief grootschalige gedragspatronen is weer te geven als in de figuur.
Sociale categorisatie
Het uitgangspunt dat escalerende inter-groepsdynamieken lokaal emergente interactiepatronen zijn, brengt met zich mee dat het primair om betekenisgevende dynamieken gaat. De leden van andere partijen en stromingen zijn geen intrinsieke slechteriken; wij schrijven hun die betekenis toe. In het (aboutness-)onderzoek over inter-groepsdynamieken neemt het begrippenpaar ingroups en outgroups een centrale plaats in. In de publicaties hierover wordt echter duidelijk dat de term ‘group’ eigenlijk precies de verkeerde term is. In veel gevallen gaat het bij escalerende dynamieken namelijk niet om concrete groepen mensen met bepaalde vaste demografische kenmerken, maar juist om zogeheten sociale categorieën. Als ingroup nemen we daarbij bepaalde verzamelingen mensen op de korrel, waarbij wij hun als ‘groep’ bepaalde uniforme en gemeenschappelijke kenmerken toedichten.
Tegelijkertijd zeggen we daarmee ook het nodige over de kenmerken van onszelf als ingroup: wij als klimaatbezorgden – zij als klimaatontkenners; wij als de good guys – zij als de bad guys; wij als bevlogen zadelzitters – zij als moeilijk te veranderen doelgroepen. Soms gaat dit sociaal categoriseren zelfs zo ver dat we onze kritiek en soms woede richten op imaginaire sociale categorieën: verzamelingen mensen die feitelijk helemaal niet als zodanig bestaan. Denk in dit verband maar eens aan de complottheorieën die vandaag de dag de ronde doen. Men dicht daarbij anderen bepaalde gemeenschappelijke groepskenmerken en betekenisgevingen toe, waarbij die anderen er helemaal niet zijn en zich dus ook niet zo gedragen.
Bron: Wat nu!?
Door: Thijs Homan, Rob Wetzels