Robots hebben een eigen agenda. Hun ontwikkelingspatroon ligt vast. De eerste robots waren onhandige voorwerpen. Speeltjes voor nerds. Hun intelligentie was beperkt. Zij gedroegen zich als een baby die met de wereld kennismaakt.
Maar toen de robots in het kielzog van de informatie- en communicatierevolutie hun potentiële betekenis lieten zien, werden de verwachtingen bijgesteld. Het waren scientific films, zoals IRobot, die de emoties deden oplaaien. Maar pas in het laatste decennia is robottechnologie volwassen geworden. Robots zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven en wat op de plank ligt is adembenemend. Met de kennis van nu weten we dat robots een exponentiële ontwikkeling doormaken. De toekomst van de robots is niet te geloven. Ze zullen in de komende decennia onze wereld veranderen en gevestigde structuren voortdurend naar de vuilnisbak verwijzen. Robots bepalen namelijk zelf aan welke eisen de platformen moeten voldoen die hun ontwikkeling in goede banen moeten leiden. Daarmee evolueert ook het begrip platform. In de beginfase ging het om ontmoetingsplaatsen van mensen die hun robots aan elkaar willen tonen en hun ervaringen willen uitwisselen. Daarna werden platformen plaatsen waar partijen samenkwamen om standaarden af te spreken en gezamenlijke activiteiten op te zetten die de implementatie van robots bevorderen. Het zijn deze platformen die Maurits Kreijveld in zijn boek: De kracht van platformen voor ogen heeft. Het Nederlandse Smart Industry Initatief, genoemd in de blog van Maurits Kreijveld, is hiervan een goed voorbeeld. Gevestigde bedrijven zoeken binnen hun operationele activiteiten naar winst die met hulp van robots kan worden gegenereerd. Maar deze en soortgelijke platformen hebben het nakijken. Zij zijn producten van de laatste decennia van de vorige eeuw. In die tijd werd nieuwe technologie gebruikt om in het kader van het streven naar ‘operational excellence‘ tot hogere kwaliteit en een lagere kostprijs te komen. Dat beleid is succesvol gebleken: in de eerste jaren van de nieuwe eeuw was er sprake van overproductie van kantoren, auto’s, energie, paprika’s en hypotheken. Overproductie stond centraal in boeken als Abundance van Peter Diamandis en Plenty van Adjiedj Bakas. Economen moeten nu constateren dat er sprake is van structurele stagnatie in de economie. Monetaire hulpmiddelen als renteverlaging en liquiditeitsverruiming hebben in de huidige tijd geen effect op de economie. Langzaam maar zeker dringt de notie door dat de oorzaak van de stagnerende economie moet worden gezocht in het onvermogen om de (robot)technologie met arbeid en kapitaal te verenigen in economische activiteiten. De bestaande platformen zijn hiertoe niet in staat gebleken. Zij hebben het nakijken. De recente groei van de Amerikaanse economie steekt gunstig af bij die van Europa en niet in de laatste plaats bij die van Nederland. Anders dan Maurits Kreijveld van mening is, moet deze voorsprong niet worden toegeschreven aan superieure technologische kennis van de Amerikanen. Robottechnologie is wereldwijd verspreid en een land als Nederland loopt op vele terreinen mee in de frontlinie van deze technologische ontwikkeling. Het zijn de platformen die het verschil maken. In de internationale samenleving zijn er sterke platforms die zijn gericht op pre competitieve ontwikkeling van een product. Open access en open innovatie zijn hier met name met betrekking tot high tech ontwikkelingen gemeengoed geworden, omdat deze aanpak de enige manier is om de zich exponentieel ontwikkelende informatietechnologie in de productontwikkeling toe te passen. Deze platformen zijn inmiddels organisaties geworden van bedrijven die niet meer op eigen kracht innoveren, maar weten dat zij alleen door gezamenlijke research concurrerend kunnen zijn. Er zijn in Nederland geen universiteiten die deze platformfunctie naar zich toetrekken. Zij zijn blij met de researchopdrachten die zij van de overheid of van individuele bedrijven ontvangen. Nederland moet nieuwe platformen creëren. Ons land moet afscheid nemen van het polderen: het zoeken naar consensus waarbij alle belanghebbenden hun deel van de opbrengst krijgen. Het Energieakkoord is hiervan het schoolvoorbeeld: een consensus waarover niemand echt gelukkig is. Er moeten nieuwe platformen komen die een belangrijke maatschappelijk doel formuleren en waar de beste weg wordt gezocht om dit doel te realiseren. Van de overheid wordt niet gevraagd om mee te denken maar om ‘de rode loper uit te leggen’ om het realiseren van dit doel te faciliteren. In het Verenigd Koninkrijk en Nederland hebben de overheden kennen gegeven voor de komst van de zelfrijdende auto (een robot) de rode loper uit te leggen. Zij willen zo snel mogelijk met wetgeving komen die de invoering hiervan mogelijk maakt. Maar een platform om deze zelfrijdende auto in Nederland te produceren en op de weg te implementeren is er niet. Een gemiste kans voor het dichtstbevolkte land van de wereld. In een poldereconomie is voor een dergelijk platform geen plaats: de verzekeraars aan tafel zien hun autoverzekeringen marginaliseren, de ziekenhuizen ontvangen minder verkeersslachtoffers, garages hebben minder schadeherstel en ook de politie wil deze taak niet missen. Dat er honderden verkeersdoden minder zijn, de wegen beter berijdbaar zijn en het rijden plezieriger is, zijn argumenten die aan de poldertafel niet aan de orde komen. Toch zal de robottechnologie overwinnen, zij het wat later in Nederland. Meer informatie: lees dan mijn boek: De ontdekking van de toekomst – Wat we al weten is niet te geloven. Auteur: Wim de Ridder