Het stellen van goede vragen vormt de kern van het vak van de coachende begeleider. Maar wat is nu precies een goede vraag? Daar antwoord op geven, is niet zo eenvoudig. Een vraag is goed als zij werkt – maar wat maakt dan dat zij werkt? Wat goed is, hangt in belangrijke mate af van de situatie, van het specifieke coachthema van de coachee of van het moment. Bepaalt het concrete en specifieke dan zozeer wat ‘goed’ is? Dan valt er in algemene zin niets meer over te zeggen ..

Het zou echter jammer zijn om de zoektocht naar wat een goede vraag is, met die constatering af te ronden en als zinloos terzijde te schuiven. Daarvoor is de mogelijke opbrengst te interessant, immers: wanneer we meer te weten komen over wat een goede vraag is, krijgen we meer houvast om ons als vragensteller te ontwikkelen ten dienste van de coachee.
Wat is de beste vraag die je kunt stellen?
Groot was de verrassing van het gezelschap gerenommeerde filosofen, toen tijdens hun bijeenkomst een engel verscheen. ‘Ik zal u een groot plezier doen,’ sprak deze. ‘U mag mij één vraag stellen. Die zal ik dan naar waarheid beantwoorden. Denk goed na, want morgen zal ik hier weer zijn.’
Koortsachtig begonnen de filosofen te overleggen. Wat zouden ze de engel willen vragen? Vanzelfsprekend moest dat een heel goede vraag zijn – of nog liever: de allerbeste vraag. Ze hadden immers maar één kans om de engel iets voor te leggen.
Iemand opperde dat ze zouden moeten vragen of zijn leermeester Heidegger gelijk had gehad, toen hij stelde dat de mens op aarde is geworpen. Op veel bijval mocht hij niet rekenen; wat zou men opschieten met het antwoord? Een logisch positivist, groot liefhebber van feiten, stelde voor om de engel te vragen of je het oliepeil van de auto het beste kunt checken als de motor warm is of als de motor koud is. Niemand vond deze kwestie van enig belang. Daarop stelde een ander voor: ‘Wat is het antwoord op de beste vraag die we u kunnen stellen?’ Hoe slim bedacht ook, men keurde dit af. Wat zou de vraag opleveren, wanneer de engel: ‘Drie!’ zou antwoorden, of: ‘Nooit voor het eten’?
Uiteindelijk bedachten twee logici het volgende: ‘Wat is het geordend paar van elementen waarvan het eerste element bestaat uit de beste vraag die we u kunnen stellen en het tweede element uit het antwoord op die vraag?’ Iets beters wist niemand te verzinnen. Dus toen de engel weer verscheen, was het deze vraag die hem werd gesteld. Hij antwoordde: ‘Dat geordende paar bestaat als eerste element uit de vraag die u mij net stelde en als tweede element uit het antwoord dat ik bij deze gegeven heb.’ Waarop hij verdween. Iedereen bleef verbijsterd achter. De engel had woord gehouden, maar niemand was er wijzer van geworden.
‘We hebben hier een vraag te pakken die zichzelf beantwoordt – een teken van ultieme kwaliteit en tegelijk de overbodigheid zelve. Een spiegel die niets anders spiegelt dan zichzelf. Of een perfect geslepen diamant, een oogverblindend niets.’ Bron: Paul Wouters (2010).Laten we de praktijk van het aan het begin geschetste voorbeeld eens nader onder de loep nemen. Een coachee heeft zich aangediend bij de coach en is begonnen met het vertellen van zijn verhaal. De coach heeft zijn eerste waarnemingen gedaan. Hij heeft de coachee de hand geschud, gezien hoe deze na binnenkomst ging zitten, ervaren met welke energie hij aan het gesprek begon, zijn relaas beluisterd en gesignaleerd wat dit alles bij hemzelf opriep. Nu staat hij voor de opgave hoe al deze waarnemingen te verwerken en te komen tot een nieuwe handeling: het stellen van een vraag.
Duidelijk is dat het gesprek hem nog niet naar de zin verloopt – er is een gebrek aan focus en diepgang, zo meent hij. Hij betwijfelt of de ander op deze manier verder komt. Het afdwalen is een signaal dat hij begint te worstelen met zichzelf en zich afvraagt of hij goed bezig is. Is dat alles voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat het anders moet? Wat te doen?
Welke goede vraag zou de vragensteller kunnen helpen om aan deze situatie een positieve wending te geven? In hoofdstuk 3 van De juiste vraag vertrekken we vanuit dit vraagstuk en zullen we om te beginnen onderzoeken hoe een goede vraag zich toont in de praktijk van het helpende gesprek. We onderscheiden drie verschijningsvormen van goede vragen, die onderling sterk verschillen in hun aard en werking. Daarna bespreken we wat dit alles betekent voor de vragensteller: wat moet hij kunnen? We beschrijven de drie kernvermogens die de bekwame vragensteller in huis heeft. Deze vermogens helpen de vragensteller in nauw onderling samenspel goede vragen te stellen.
Door: Joris Brenninkmeijer, Mieke Voogd
Bron: De juiste vraag – De kunst van het vragen stellen in coachende gesprekken