Beste Jaap, Las jij ook dat het artikel ‘Een pad maak je nooit in je eentje’ van Robert Moor? Hij heeft onderzoek gedaan naar ‘olifantenpaadjes’, maar dan niet alleen bij olifanten, maar ook bij andere dieren en bij mensen. Zijn onderzoeksvraag ontstond tijdens wandelingen. ‘Wie had dat pad gemaakt? Welk nut hebben paden? Wat drijft mensen – of olifanten, of insecten – om ze te volgen?’
Wij gebruiken olifantenpaadjes vaak in onze verhalen om zichtbaar te maken hoe energiezuinig ons handelen is en waarom dat zo waardevol is. Ook Moor maakt in het interview prachtig zichtbaar dat paden energiezuinige oplossingen zijn, maar vooral ook dat het collectieve oplossingen zijn. In je eentje kun je zo’n pad niet maken. Hij ontdekt drie principes voor een goed pad: ze zijn duurzaam, efficiënt en flexibel. Niks ingesleten en inert. Een pad past zich steeds een beetje aan aan die collectieve stappen die eroverheen gaan. Mooi, zo’n blik op het psychologische en het collectieve van die paden.
Overal paden
Ineens zie ik overal paden. Gisteren reed ik in alle vroegte naar Enschede, maar ik kwam toch even in de file. Omdat de files in en om Enschede niet goed ken, kon ik ze ook niet goed mijden. Op als die wegen volgens we natuurlijk gewoon paadjes. Dit paadje kende ik niet goed. Maar rond andere steden? Steden waar ik vaak kom? Ik weet precies wanneer waar welke file staat (behalve als er iets onverwachts gebeurt natuurlijk!). Files zijn eigenlijk gewoon een soort olifantenpaadjes die ons naar ons werk helpen.
Het ritme van een stad doet daar trouwens ook in mee. De vroegste files? Rond Rotterdam. Het werkritme van steden: Rotterdam is het vroegst, dan Den Haag en Amsterdam. Utrecht is de uitslaper.
Fietspaden? Letterlijk paadjes. Maar moet je eens om het stationsgebied van Utrecht (wat nu een flinke bouwkeet is) kijken hoe die paadjes zich vormen. Afsteekjes naar links en naar rechts. Voorsorteerstromen waar je in mee moet.
Maar paden zijn niet alleen fysiek zichtbaar. Ook in het planningsritme in mijn agenda herken ik ze. Ik kan al jaren voorspellen welke weken drukker en minder druk worden. De vakanties hebben daarmee te maken, maar het lijkt wel of organisaties een soort ‘heidagenritme’ hebben. Sommige weken zijn piekweken. Elk jaar weer. En elk jaar in ongeveer dezelfde weken.
De verhalen die ik vertel zijn een soort paden: met een betooglijn, een pad volgend, maar wel flexibel reagerend op wat er aan vragen komt.
Rechte mierenpaadjes
Moor beschrijft hoe mierenpaadjes zo recht komen: ‘Richard Feynman, natuurkundige en Nobelprijswinnaar, heeft zelfs nog onderzocht waarom mierenpaden er altijd zo recht uitzien. Hij legde een suikerklontje in zijn huis, en markeerde met kleurpotlood het pad van een mier die een suikerkorrel van het klontje terugdroeg naar het nest. Een kronkelig pad. Een tweede mier volgde het spoor, nam ook een korrel mee, maar wilde zo snel mogelijk terug en sneed allerlei onnodige bochten af. Mier nummer drie maakte een nog iets efficiëntere terugtocht, enzovoort. Na tien mieren ontstond er een keurig rechte lijn. ‘Het heeft wel iets weg van schetsen’, zei Feynman toen. Zo kunnen paden evolueren. En wij kunnen zoveel leren van mieren. Denk aan de manier waarop we ons in grote groepen voortbewegen. Voetgangers vormen dan een soort lange slierten, net als mieren – alleen vertragen ze bij mensen om de haverklap. Pakweg elke dertig seconden stokt zo’n sliert, om dan opnieuw te vormen. Terwijl bij mieren alles doorgaat in één vloeiende stroom.’
Aha! Dankzij Moor begrijp ik nu ook beter waarom ik me zo enorm erger aan die stoere, wilde, snelle, gehaaste fietsers. Die doorbreken het paadje. Ze zigzaggen door een ritme en zorgen voor stagnatie. Voor hen gaat het sneller, maar ze kunnen alleen maar zo waaghalzerig fietsen omdat anderen dat niet doen. Voor de effectiviteit van het pad is het beter dat je je aan de regels houdt. Heb ik eindelijk weerwoord tegen ongeduldige mopperaars die vinden dat ze er weer eens niet snel genoeg langs kunnen.
Kijkend in paadjes snap je ook waarom adaptiviteit van een organisatie een collectief vraagstuk is. Paden maak je en verleg je niet alleen. Dat gebeurt tikje voor tikje en ontstaat omdat vele voeten kleine aanpassingen volgen. Daar ruig zigzaggend doorheen is niet zo ingewikkeld. Maar je verstoort alleen het ritme op het pad, niet het pad zelf.
Nu die fietsende waaghalzen daar nog van overtuigen …
Groet, Leike
Leike van Oss en Jaap van ’t Hek schreven samen veel boeken over verandermanagement en veranderkunde. Daarnaast schrijven ze elkaar brieven. Meer vind je op hun boekenwebsite >>>