Het piept, knarst en kraakt in onze maatschappij. Dat deed het waarschijnlijk altijd al, maar in deze tijd misschien net iets harder dan in de decennia hiervoor.
We lopen vast in de neveneffecten van de idealen van het neoliberale kapitalisme en het denken in ongelimiteerde groei. De populariteit van het postmoderne denken heeft mogelijk gemaakt dat elk feit als een mening kan worden gezien en dat een willekeurige tweet van een meninghebbende BN-er eenzelfde nieuwswaarde kan hebben als baanbrekend wetenschappelijk onderzoek.
De werkelijkheid wordt kenbaar gemaakt op Facebook, Instagram, YouTube en Twitter. De werkelijkheid is subjectief geworden en het autonome individu is verantwoordelijk voor zijn eigen waarheid en geluk.
Onmacht
Ondertussen polariseert het politieke landschap, groeien de financiële mogelijkheden van mensen uit elkaar, faalt een deel van het publieke domein door personeelstekorten, slagen we er niet in vat te krijgen op het klimaat, verbrokkelen de internationale verbanden, worden verkiezingen vanuit Rusland gemanipuleerd en rammelt de democratische rechtsorde. En dat is dan nog maar een losse greep uit de verschijnselen die onzekerheid bevorderen.
Parallel hieraan ontwikkelen zich meer of nieuwe vormen van organiseren en samenleven. We zoeken naar hoe een circulaire economie, een participatiesamenleving of een zelforganiserende wijk eruit moet zien. We zoeken naar organisaties waarin professionals weer volop hun vak kunnen uitoefenen. We zoeken naar nieuwe idealen, naar meer verbinding, naar zin en betekenis. Dat wrikt met hoe we georganiseerd zijn. In de botsing tussen bestaande waarden en nieuwe idealen ervaren mensen onmacht.
Organisaties bewegen mee met deze dynamieken. In lijn met wat er in de maatschappij gebeurt, ontstaan in organisaties vraagstukken over wat de organisatie eigenlijk is, wat organiseren is en hoe mens en organisatie zich tot elkaar verhouden. In lijn met de beweging in de maatschappij wordt geschud aan de fundamenten van organiseren. Waar de maatschappij crisisverschijnselen vertoont en zoekt naar nieuwe wegen, zoeken organisaties hoe ze zich daartoe moeten verhouden.
Maatschappelijke organisaties spelen hierin vanzelfsprekend een rol, maar het bedrijfsleven heeft eveneens te maken met veranderende klantwensen, behoeften van een nieuwe generatie personeelsleden, veranderende technologie, wetgeving en maatschappelijke waardering. In organisaties staat de consensus over vertrouwde en vanzelfsprekende uitgangspunten ter discussie en ook daaruit kan onmacht voortkomen.
Botsing tussen perspectieven
In organisaties zijn de afgelopen jaren fundamenteel andere manieren van organiseren ontstaan. Soms met positieve effecten, soms met veel minder positief resultaat. In heel veel organisaties is sprake van een transitiefase waarin robuuste patronen en manieren van organiseren botsen met nog fragiele nieuwe manieren van organiseren.
Wij komen veel in organisaties waar de wens is om met nieuwe manieren van organiseren de vastgelopen robuuste patronen te doorbreken. Waarin de wens om te handelen vanuit andere waarden botst op hoezeer de bestaande robuuste patronen verankerd zijn in alle facetten van de organisatie.
Er is een tijdlang sprake van een tussenfase waarin je noch uit het robuuste bestaande, noch uit het nog fragiele geknutsel nieuwe zekerheid kunt halen. Het is die fase, met al haar onzekerheden en onduidelijkheden, waarin mensen in organisaties zich onmachtig kunnen voelen. Het oude werkt nog maar half en het nieuwe is nog broos en beperkt doordacht en werkbaar. Dit leidt tot onmacht die zich niet laat oplossen op individueel of relationeel niveau, want de oorzaken ervan komen voort uit een complexe botsing op systeemniveau.
Bron: Onmacht
Door: Leike van Oss en Jaap van ’t Hek