
Stel: jij bent de keeper van Oranje en staat in de finale van het WK. In de reguliere speeltijd is niet gescoord en ook de verlenging bleef doelpuntloos. Dus nu moet de wedstrijd worden beslist met een strafschoppenserie. Bij elke strafschop heb jij drie opties: naar links duiken, naar rechts duiken of in het midden blijven. Je weet niet waar de strafschopnemers de bal meestal mikken. Waar zou jij dan vooral voor kiezen?
Naar links, naar rechts, of blijven staan?
Er is grootschalig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de keuzes van topkeepers bij strafschoppen. In 49,3 procent van de gevallen duiken ze naar links, bij 44,4 procent naar rechts en bij 6,3 procent blijven ze in het midden. Maar met welke van deze drie houd je nu eigenlijk de meeste ballen tegen? Die percentages blijken opvallend anders: ongeacht of de bal nu naar links, rechts of door het midden wordt geschoten, naar links springen levert 14,2 procent succes, naar rechts 12,6 procent en in het midden blijven 33,3 procent. Met andere woorden: in het midden blijven is grofweg 2,5 keer effectiever dan naar links of naar rechts duiken. En dus zelfs veel effectiever dan naar links of rechts duiken tezamen. Waarom duiken die keepers dan toch in 93,7 procent van alle gevallen naar links of rechts? Dat is toch niet logisch (hoewel in de logica van Johan Cruijff misschien wel)?
Interviews uit dit onderzoek wijzen uit dat naar links of rechts duiken gewoon de norm is. Als je daarbij de bal mist, dan voelt dat voor de keeper zelf als minder erg. En het voelt bovendien beter uitlegbaar naar ploeggenoten, de trainer en het publiek dan wanneer je in het midden blijft staan en daar de bal mist.
Actie-bias
Dat onderzoek toont de actie-bias aan: bij nieuwe, onzekere of spannende situaties geeft ons brein de voorkeur aan activiteit boven inactiviteit. Oftewel, liever handelen dan nietsdoen. Als ik zelf bijvoorbeeld onverwacht in een file terechtkom, neig ik er altijd naar om de eerstvolgende afrit te nemen en een binnendoor route uit te stippelen. Alles beter dan passief aansluiten in de rij. Iets doen wint het dus van nietsdoen.
De verklaring voor dit gedrag is dat de evolutionaire ervaring ons heeft geleerd dat actie een cruciaal middel is om te overleven. Snel handelen kon op de steppe het verschil maken tussen leven en dood: rustig afwachten of dat silhouet aan de rand van de bosjes nu wel of niet een leeuw betrof, was niet bepaald bevorderlijk voor je gezondheid. Meteen rennen dus, het zekere voor het onzekere. En wij zijn afstammelingen van deze quick responders, niet van de meer afwachtende populatie die werd gedood door predatoren. Binnen de stam leverde het ondernemen van actie mogelijk ook voordelen op in termen van status en respect. Personen die zich actief inzetten om problemen op te lossen of bedreigingen af te wenden, verwierven zo invloed, wat hun kansen op reproductief succes kon vergroten. Bovendien bood actie de mogelijkheid om ervan te leren voor toekomstige situaties.
Vanuit hun eigen belangen en het idee van een maakbare wereld oefenen aandeelhouders, commissarissen, leden van de raad van toezicht. bestuursleden, directies en MT’s vaak grote druk uit op de mensen binnen de organisatie om in actie te komen. En die vinden het dan meestal lastig om iets niet te doen, om hier nee tegen te zeggen. Het is dus nuttig om die neiging te bespreken met jouw collega’s. Soms is het namelijk juist slim om op je handen te blijven zitten. De keuze om niets te doen moet daarom altijd een expliciete optie zijn, zodat wel iets doen geen vanzelfsprekendheid is. Kortom, een ‘not-to-do lijst’ kan een mooie aanvulling vormen op jullie to-do lijst.
Door: Mike Hoogveld