Sta jij ook wel eens voor een dilemma waarbij jij je afvraagt of de ander helpen wel de moeite waard is? Moet je je tijd en energie in iets steken wat waarschijnlijk niet haalbaar is? Toch wil je helpen, maar wat is dan het alternatief? De sleutel die je hier aangereikt wordt, is die van een beschermende interventie.
Slechte mensen moet je niet helpen, maar beschermen tegen erger. Dat dekt denk ik het best de lading van wat ik jullie wil vertellen. Ik heb namelijk ontdekt en zelf in de praktijk gezien dat er mensen zijn die niet te helpen zijn. Noem het slechte of foute mensen. Nu zul je misschien zeggen dat er geen foute mensen bestaan, maar dat mensen fouten dingen doen. We veroordelen het gedrag, maar de mens zelf niet. Dat soort onderscheid kunnen we vanuit beschaving en humaniteit maken. Maar als het jezelf betreft, jou direct raakt, is dat een hele opgave. Als je gekwetst wordt door iemand, dan ben je gewoon boos. Die ander is niet goed, die ander is fout, het is een slecht mens. En daar dan toch op een goede manier mee omgaan, daarover gaat mijn verhaal.
De ondernemersfamilie
Ik kom uit een ondernemersfamilie. Dat gaat al een paar eeuwen terug. Ergens in zestienhonderdzoveel zien we een lakenkoopman en landeigenaar in de stamboom verschijnen. Kennelijk doen hij en zijn nazaten het zo goed dat ze door de handel ook veel land kunnen verwerven. Naast lakengoed beginnen ze ook een meubelmakerij en boekdrukkerij. Een van die rijke nazaten trouwt met lage adel, en vanaf die dag voeren meerdere kinderen en kleinkinderen de titel jonkheer of jonkvrouw.
Officieel mag ik die titel ook voeren, maar ik doe dat niet. Ik zie dat zo: ik heb die titel niet zelf verdiend maar slechts door overerving gekregen, dus die adellijke titel dragen, dat voelt voor mij niet goed. Het is naar mijn idee ook niet meer van deze tijd. De zus van mijn vader, mijn tante, had het tot barones geschopt. Ze trouwde met een man uit een andere rijke familie, van hogere adel. Omdat ze geen kinderen kon krijgen, adopteerde ze met haar man twee kinderen, een jongen en een meisje. Helaas is de jongen al vroeg overleden aan tuberculose en bleef het meisje over.
Marie Antionette
Marie Antoinette was een bijzonder kind. Ze was erg teruggetrokken en leefde in een soort fantasiewereld. Ze hield van schilderen, tekenen, bloemschikken en wandelen in de natuur. Ze wilde liever niet naar school en had moeite met sociale verplichtingen. Ze was liever alleen of met een paar vriendinnen. Op jonge leeftijd maakte dit allemaal niet zoveel uit, maar op oudere leeftijd begon dit problemen op te leveren.
Haar vader overleed en haar moeder, mijn tante dus, had vervolgens de zorg over haar gekregen. Marie trouwde met een man uit Zwitserland, ook uit een rijke en adellijke familie. Maar door haar toch wel bijzondere en teruggetrokken gedrag liep dit huwelijk al snel stuk. Mijn tante was ten einde raad. De familie bezat een groot landgoed, boerderijen met vee, een bierbrouwerij en een timmerwerkplaats. Wie moest dat straks bestieren als zij er niet meer was?
Ondertussen begon Marie steeds meer te drinken. Als ze dronken was, schold ze mijn tante uit, gooide met spullen door het huis en schreeuwde tegen het personeel. Dit duurde een aantal jaren. Het werd zo erg dat ze ook als ze niet dronken was liep te schelden en te schreeuwen. Mensen waren bang voor haar. Ze werd toen het steeds verder uit de hand liep gedwongen opgenomen. De politie heeft haar uit huis gehaald, ze gilde en schreeuwde.
Het was een schande voor de familie om een dochter te hebben die als alcoholist tussen de gewone burgers opgenomen werd. Dat was niet eerder voorgekomen in onze familie. Zij werd dan ook steevast als ‘die slechte’ aangeduid. Haar naam, die verwijst naar een van haar adellijke grootouders, werd niet meer genoemd. Ze doorliep meerdere opnames in de psychiatrie en verslavingszorg, maar dat mocht niet baten. Na een opname viel ze snel weer terug in haar drinkgedrag en werd ze weer gewelddadig. Bij een terugval wilde ze geen hulp accepteren, totdat ze weer in coma raakte of uitgeput en gewond aan de kant van de weg werd gevonden.
Wat te doen?
Wat moet je nu met iemand die voortdurend slechte dingen doet, geen hulp accepteert en met wie dus geen land meer te bezeilen is? Iemand bij wie je afkeer voelt en die je liever niet wilt ontmoeten? Waar kunnen we deze sleutel vinden? Welke deur moeten we hier sluiten of juist openen? Als familie zijn we herhaaldelijk bij elkaar gekomen en met elkaar in gesprek hierover gegaan. Niemand had zin in een vorm van voogdij of rentmeesterschap. Ieder had zo zijn eigen sociale leven en gezin en vaak een drukke onderneming.
In overleg met de huisarts en de lokale notaris werd het volgende plan voor mijn tante bedacht. Misschien had die notaris wel het principe van de gouden lijm geleerd, ik weet het niet. Het verhaal speelt meer dan een halve eeuw terug, dus dat zal wel niet, maar daardoor moest ik hier wel aan denken. Het plan was dat het kapitaal, al het bezit en de goederen van mijn tante, na overlijden verkocht en in een fonds gestort zou worden. Dat fonds zou de naam van het landgoed en de adellijke familie krijgen. De opbrengst van het kapitaal zou ten goede komen aan de verslavingszorg. Maandelijks zou Marie een bedrag overgemaakt krijgen vanuit het belegd vermogen van dat fonds. Genoeg om van te leven, maar te weinig om er elke dag drank van te kopen.
‘Je moet het willen zien’
Wanneer Marie zou komen te overlijden, werd het fonds volledig voortgezet door het bestuur en besteed aan goede doelen. Marie heeft de laatste jaren van haar leven doorgebracht in een verzorgingstehuis. Ik heb haar nog een paar keer bezocht. Ze was omringd door prachtige schilderijen, die bleek ze zelf te hebben geschilderd. Vanaf dat moment heb ik haar niet meer ‘die slechte’ genoemd, maar gewoon bij haar naam. Ook waar familieleden bij waren, soms tot hun ongenoegen. Steevast zei ik dan: ‘Slechte Marie heeft ook goede, mooie dingen gedaan. Je moet het alleen wel willen zien.’
Ze kreeg elke maand vanuit het fonds een bedrag overgemaakt. Dit gaf haar een veilig en overzichtelijk kader en financierde haar bestaan. Uit de overige opbrengsten zijn voor de verslavingszorg onderzoek, opleidingen en situaties van noodhulp voor cliënten betaald. Zo heeft een deel van het kapitaal van onze familie een goede bestemming gekregen. We hebben ervoor gezorgd dat Marie er niet mee aan de haal ging en het verbraste. En tegelijk hebben we, ondanks dat ze veel slechte dingen deed, toch goede dingen voor haar gedaan. En zo is het gegaan. Het fonds bestaat nog steeds. Ik volg het met belangstelling. Binnenkort wordt van een deel van het kapitaal een hoogleraar Verslavingskunde aangesteld.
Iets goeds eruit halen
In dit sleutelverhaal gaat het dus niet over iets repareren of lijmen, maar over een slechte eigenschap inkaderen en er toch nog iets goeds uit halen. We kunnen niet alles oplossen, niet iedereen helpen. Sleutels en deuren bieden toegang, maar men moet er wel doorheen willen. Door de toegang om de volgende stap op onze levensreis te maken. Sleutels en deuren zijn niet de oplossing zelf, een sleutel is een middel om toegang te krijgen, de volgende stap te zetten. Als er goede wil is om die sleutel in te zetten, kan er vooruitgang komen. Als die goede wil er om wat voor reden dan ook niet is, kunnen anderen ervoor zorgen dat de situatie leef- en werkbaar wordt.
Bron: De sleutels van de leider
Door: Gabriël Anthonio