Veel bedrijven en bedrijfstakken spannen zich in om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Maar de kennis van internationale richtlijnen is beperkt.
Dat concludeert de SER-commissie IMVO in haar themarapportage ‘Due Diligence’.
De commissie roept bedrijven en belanghebbenden op invulling te geven aan MVO-risicomanagement. Bij de uitwerking van MVO-risicomanagement staan niet de risico’s voor het bedrijf centraal, maar de rechten van en mogelijke en daadwerkelijke risico’s op negatieve impact voor andere belanghebbenden, zoals werknemers en lokale gemeenschappen.
De markt fungeert hierbij in een aantal gevallen als aanjager; er is meer aandacht voor milieu, arbeidsomstandigheden en mensenrechten in de keten van toeleveranciers. Ook leggen bedrijven in toenemende mate verslag af over hun maatschappelijke effecten. Ondanks deze positieve ontwikkelingen blijven er grote uitdagingen.
De Nederlandse overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties, consumenten en maatschappelijke organisaties verwachten dat bedrijven zakendoen met respect voor mensenrechten en milieu. Internationaal is dat vastgelegd in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) en fundamentele arbeidsnormen van de ILO die hiervan deel uitmaken.
Wanneer bedrijven deze richtlijnen niet kennen, lopen ze het risico betrokken te raken bij schendingen van arbeidsnormen of mensenrechten of bij verontreiniging van het milieu. Om bedrijven te helpen de risico’s beter in kaart te brengen, heeft de SER-commissie een stappenplan met praktische handvatten gemaakt. Hierin gaat het vooral over hoe MVO-risicomanagement kan worden geïmplementeerd. Om de risico’s op te sporen en aan te pakken is het essentieel ook in gesprek te gaan met de mensen om wie het gaat: de ondernemingsraad (or) of personeelsvertegenwoordiging (PVT), vakbonden en maatschappelijke organisaties die opkomen voor de belangen van mensen verder weg.
Bron: Arbo online.
Boekentip: De kwaliteit van milieu- en arbozorg.