Beste Leike,
Vogelkijkhut “De duikeend” is een wondertje. Nietsvermoedend loop je vanaf een pad door een planken gang zodat de dieren je niet zien aankomen. Dan kom je bij een bouwwerk waar je eerst de trap af moet en zo kom je in een ruimte waar een grote glazen wand je beschermt tegen het water dat tot schouderhoogte staat. In dat water, aan de andere kant van dat glas zie je koeten, eenden, meeuwen, visdiefjes, kwikstaarten en nog veel meer. In de hut staat een handjevol grote mannen met dito fototoestellen en kijkers op statief die moeiteloos het antwoord weten op de vraag of het kan dat we zojuist een tureluur zagen.
Wat is dit allemaal slim aangelegd! Je bent bijna dichter bij de vogels en de vissen dan in een dierentuin. Alsof die dieren uit pure ijdelheid mooi voor ons gaan zitten wezen.
We zijn met de boot aangeland op de ‘Marker Wadden’, een poging om natuur te maken in het grotendeels dode Markermeer. Er zijn diepe geulen gegraven om vervolgens met het opgespoten zand daarin een reeks eilanden te maken. Er is wat helmgras geplant om de duinen niet te laten verwaaien en wat riet neergezet om een beginnetje te maken op de randen tussen nat en droog. De rest doet de natuur.
Als wij over organisaties praten (of schrijven) maken we graag het onderscheid tussen de ontworpen organisatie en de adaptieve organisatie. De eerste gaat uit van maakbaarheid en bestuurbaarheid, de tweede ziet de organisatie veel meer als een levende gemeenschap die zichzelf voortdurend ontwikkelt en verandert. En beide systemen zijn er altijd allebei.
Hier op de Marker Wadden, zie je dat in optima forma. Het geheel is aangelegd door ingenieurs en biologen. Om dat te kunnen doen, moet je verstand hebben van wat waterstromen en wind doen. Je moet weten hoe je voorwaarden creëert voor duurzame natuurontwikkeling en hoe een dergelijk gebied het hele Markermeer meer leven kan geven. Maar je moet ook geld bijeenkrijgen en politieke steun, slimme projectleiders voor de aanleg en vrijwilligers voor het beheer. Allemaal slim bedacht en gerealiseerd.
Zodra het slib is opgespoten gaat het adaptieve systeem zijn werk doen, het groeit hier tegen de klippen op. Planten en insecten, vissen en vogels vormen gloednieuwe complexe biotopen en scheppen ruimte voor het nieuwe. Dit voorjaar broedde hier een lachstern die dat voor het laatst in 1958 in Nederland deed. Het is hier zo hartverscheurend mooi Leike, ik krijg er tranen van in mijn ogen…
Maar we zijn niet de enigen die genieten. De haven biedt ruimte aan 50 schepen. Iedereen die ik spreek, vindt dit gebied een parel. De havenmeester vertelde me dat het er deze week op zeker moment 90 bootjes lagen. Drie of vier lagen dik aan de steigers. Want “ja, wat moet je doen als om vijf uur ’s middags iemand de haven invaart? Wegsturen, ongeacht het weer? Het is een uur varen naar Lelystad”.
Het adaptieve systeem ‘toerisme’ groeit hier misschien nog wel sterker dan het aantal kluten of bontbekplevieren. Het lijkt me een heel spannende opgave voor de mensen van Natuurmonumenten om randvoorwaarden te creëren om natuur en bootjesvolk in co-existentie en co-evolutie met elkaar te laten bestaan; om te voorkomen dat een teveel aan mensen de natuurontwikkeling in de kiem smoort. “Voor je het weet zitten de mensen hier in de duinen te barbecueën”, mopperde een natuurgids al tegen ons.
Ik ben ook een beetje van geloof veranderd omdat zelfs natuur maakbaar blijkt ….althans als we door voorwaarden te scheppen, ruimte geven.
Groet, Jaap
Veranderkundigen Leike van Oss en Jaap van ’t Hek schreven samen veel boeken over verandermanagement en veranderkunde. Daarnaast schrijven ze elkaar brieven. Hun nieuwste boek is zojuist verschenen: Onmacht >>>