Hebben wij mensen al dan niet een vrije wil?
Het is misschien wel de belangrijkste vraag ever, en filosofen (Descartes, Hume, Kant) breken zich er al sinds mensenheugenis het hoofd over. Nu betreden ook hersenwetenschappers het strijdtoneel.
Vrije wil? Nope – lijkt het antwoord van neurowetenschappers, gestaafd met betonnen neurologisch bewijsmateriaal. Wij zijn ons brein, zegt bijvoorbeeld Dick Schwaab in zijn gelijknamige bestseller. De vrije wil bestaat niet, vindt ook zijn collega Victor Lamme. Ons denken en doen worden in hun optiek getriggerd door biologische processen. Haaks daarop staat de visie van de beroemde Amerikaanse filosoof Daniel Dennett. Gevaarlijke onzin, wat Schwaab en Lamme allemaal beweren – zei hij onlangs weer eens in de Volkskrant (11 maart). Het mag dan zo zijn dat je niet tabula rasa geboren wordt en van alle kanten wordt ingeperkt, maar daarbinnen heb je wel degelijk controle over je gedrag.
Waar geen wil is, is geen moraal
Alleen al vanwege de implicaties ervan is het moeilijk om te accepteren dat zoiets als vrije wil niet bestaat. Dus: dat we louter een product zouden zijn van de elektrische en chemische impulsen in ons brein. Dan zou je gevangen zitten in jezelf, niet verantwoordelijk zijn voor wat je doet. Dag ethiek, dag moraal, dag ‘verbeterinstituten’ op welk terrein dan ook. Het zou ook grote implicaties hebben voor besluitvorming in de politiek en het bedrijfsleven, en de mogelijkheden om je daarin te bekwamen.
Voor de meeste mensen is de afwezigheid van vrije wil een nare gedachte. Aan de wieg ervan staat een beroemd experiment uit de jaren tachtig van de Amerikaanse filosoof Benjamin Libet. Daaruit zou blijken: ons brein weet al wat we gaan beslissen vlak voordat we bewust een beslissing nemen. Ergo: we hebben geen bewuste controle over onze beslissingen, en daarmee ook niet over ons gedrag.
Kan ik er wat aan doen?
Een en ander hangt sterk af van je definitie van vrije wil. Het is waar Daniel Dennett zich zo over opwindt. Vrije wil is volgens Dennett het vermogen van gezonde volwassenen om autonoom en doordacht beslissingen te nemen. Hij vindt dat Schwaab en Lamme de vrije wil reduceren tot een karikatuur. Natuurlijk bestaat zoiets als 100% vrije wil niet, zegt hij. Niemand is volledig vrij om te doen wat hij wil. Je kunt bijvoorbeeld niet kiezen of je homoseksueel bent of niet. En ja, je karakter ligt deels vast. Maar je kunt wel degelijk je daden evalueren en zo nodig aanpassen.
Grofweg zijn er volgens filosoof Alfred Mele drie visies op vrije wil: een minimale versie, een middenversie en een premiumversie. De minimale versie beschrijft de minimaal noodzakelijke randvoorwaarden om een ‘vrije beslissing’ te kunnen nemen en valt min of meer samen met Dennet’s definitie: mentaal gezond, rationeel, goed geïnformeerd, geen dwang.
Volgens de middenversie kun je alleen van vrije wil spreken als je ook een andere rationele, goed geïnformeerde keuze had kunnen maken. Zonder keuzevrijheid geen vrije wil. Intrigerende kwestie: als er geen bewuste beslissing voorafgaat aan de impuls in de hersenen om iets te doen, wat triggert die impuls dan wél? Zoiets als de ziel, iets bovennatuurlijks en niet-materieels, is de kern van de premiumvisie op vrije wil. Filosoof Descartes huldigde deze opvatting, waar de meeste wetenschappers van nu weinig mee op hebben.
‘Het concept “vrije wil”: we weten maar al te goed wat het in werkelijkheid is – de meest ploertige van alle kunstgrepen van theologen, erop gericht om de mensheid voor hun gevoel ‘verantwoordelijk’ te maken … Waar naar verantwoordelijkheden wordt gezocht, is dat in de regel een instinct om te willen beoordelen en straffen wat aan de orde is.’
(Friedrich Nietzsche)
Hoe vrijer de wil hoe strenger de straf
Zou een samenleving ontsporen als die ervan doordrongen is dat vrije wil niet bestaat? Als proefpersonen in experimentele settings duidelijk wordt gemaakt dat vrije wil niet bestaat, blijken ze daarna meer te stelen, te spieken (studenten) en agressiever gedrag te vertonen.
Tegelijkertijd worden ze milder wat de duur van straffen aangaat die ze anderen willen opleggen. Dit is ook omkeerbaar: mensen die voorstander zijn van strenge en langdurige straffen, geloven sterker in vrije wil. Het een hangt onvermijdelijk met het ander samen. Het begrip vrije wil is ook politiek geladen. Denk aan geloof in maakbaarheid. Of aan het feit dat conservatieven in de regel het meest overtuigd zijn van strengere straffen én van ieders vrije wil om dingen te doen of te laten.
Wat we (niet) willen
Intussen zullen gewone stervelingen allemaal (willen) geloven in vrije wil. Dat we in control zijn, over zelfbeheersing beschikken, in veel gevallen de keus hebben. We hebben dat geloof in vrije wil nodig om die vrije wil beter te kunnen uitoefenen, aldus ontwikkelingspsycholoog Tamar Kushnir. Uit onderzoek van Kushnir blijkt dat kinderen van rond de 7 jaar hebben geleerd dat ze (als er verder geen enkele restrictie is) de keus hebben om iets niet te doen. Rond hun 4e denken ze nog dat ze een lekker ijsje waar ze ontzettende zin in hebben én dat ze zonder enige restrictie mogen eten ook per definitie moeten eten. Wat vrije wil tot op het bot ontleed ook mag zijn, het lijkt erop dat het in elk geval óók een sociale constructie is – die we aanleren om een samenleving te laten functioneren. Onze hele staatsinrichting en strafrecht zijn op die sociale constructie gebaseerd, zegt ook Daniel Dennet.
Tekst: Yvonne Halink