‘Alleen doen wat nodig is’, zegt Jan van Ginkel.
’s Avonds om 23.02 komt een tweet van Jan van Ginkel (zie foto) binnen: ‘@HenkGossink Nabrander: kern boek gaat over versterken van de leiderschapsfunctie in gemeenschappen’. Die ochtend was ik in Schiedam om met hem te spreken over zijn publicatie Werken aan de wakkere stad. Langzaam leiderschap naar gemeenschapskracht. Het is een bijzonder boek dat hij samen met Frans Verhaaren schreef. In mijn beleving staat het in de traditie van Jan Rotmans, in de zin dat het zich bezighoudt met de vraag hoe wij ons tot deze tijd kunnen verhouden en daarbij de sweeping statements niet uit de weg gaat. Jan van Ginkel is gemeentesecretaris van de gemeente Schiedam. Hij is in een woelige tijd ingestapt in die functie en liet – weloverwogen – de gemeente Molenwaard zonder gemeentehuis achter. Daarover sprak ik eerder met hem in Bleskensgraaf op zijn laatste werkdag daar. Een gesprek dat plaatsvond in een tentje met een kameel op het grasveld. Onvoorspelbaar Ik vraag Jan of hij als leidinggevende in deze organisatie onvoorspelbaar is. Hij kijkt mij wat geamuseerd aan, staat op en tekent een bergje op de volgekalkte flipover op zijn kamer: ‘Dit wil in de samenwerking met mij nog wel eens wat verhelderen.’ Hij tekent twee pijltjes ééntje naar rechts, daarboven naar links. Pas daarna tekent hij een slingerende weg naar boven. ‘Het lijkt misschien of ik de ene dag naar rechts wil en de volgende dag naar links, maar ik maak de beweging naar boven.’ Beestachtig Aan het begin van het eerste hoofdstuk halen de auteurs Nietzsche aan: ‘De mens is een koord, geknoopt tussen beest en Ãœbermensch, een koord over een afgrond’, een mooie vrijbrief om een impertinente vraag te stellen. Wat is het beestachtige in jouw functioneren? Zijn eerste antwoord komt snel: ‘Ik ben ongeduldig, soms op het driftige af. Dat breekt je natuurlijke gezag af’. Hij proeft het antwoord en lijkt het dan bijna fysiek weg te gooien. Dan lichten zijn ogen op: ‘Het beestachtige is als ik geloof in de waarheid van mijn eigen boek. De vraag is of je wel met een knipoog naar jezelf kunt kijken.’ Hij pauzeert even en zegt dan lachend: ‘Dat doet natuurlijk niets af aan mijn eigen overtuiging. Het is echt waar wat daar staat’. Wat nodig is Gaande het lezen van het boek dringt zich de gedachte op van een opponent. Iemand tegen wie de auteurs opstaan om uit te spreken dat de wereld anders in elkaar zit, dat zijn veronderstellingen niet houdbaar zijn. Wie is die opponent, tegen wie heb je het? ‘Tegen iedereen die denkt dat je met meer aanbod de wereld naar je hand kunt zetten. Het gaat er juist om dat je kunt aansluiten bij de dynamiek. Vooral als het lastig wordt, is het de opgave om je opvattingen los te laten. Dat belemmert het zicht op wat er echt speelt. In plaats daarvan gaat het erom steeds te kijken wat er speelt en dan alleen te doen wat nodig is.’ Jan beschrijft hoe hij in een lastig proces iedere 48 uur kijkt wat er speelt en daar de handelingen voor de volgende uren op baseert. In het boek wordt dit uitgewerkt als ‘vierde orde’ ontwikkeling: voortdurend bewustzijn vormgeven op de vraag voor welk geheel je het doet. Een manager ordent. Jan van Ginkel en Frans Verhaaren doen dat ook in Werken aan de wakkere stad. Wat zij ordenen is vooral werkzame verhoudingen tussen gemeente en gemeenschap. De verhouding is daarbij één van deel en geheel: de gemeente staat niet buiten of boven de gemeenschap, maar zit er midden in. Werkzaam is daarbij datgene wat bijdraagt aan leerprocessen van de gemeenschap. Sleutelwoorden voor die leerprocessen zijn bewustzijn, dialoog en onderzoek aan de hand van trage vragen. De betekenis van ordenen is hier vooral: aan de orde stellen, de vraag stellen: waar gaat het ons in de kern om? In die zin vallen de tweet van 23.02 en het boek mooi samen. Recensent: Henk Gossink, KNAP Academie Meer: site met meer informatie over Werken aan de wakkere stad