
Psychologie wordt vaak gezien als een wetenschap, maar in werkelijkheid is het niet meer dan een conceptuele constructie met weinig empirische fundering. Een manier om in te zoomen binnen bepaalde kaders in plaats van uit te zoomen en verschillende disciplines aan elkaar te koppelen. Waar natuurwetenschappen bouwen op herhaalbare experimenten en objectieve waarheden, blijft psychologie regelmatig steken in definities, correlaties en subjectieve interpretaties.
Jarenlange fascinatie met dieptepsychologie en zelfstudie tussen 2012 tot nu heeft me tot een niet zo verrassende conclusie gebracht: de mens zit helemaal niet zo ingewikkeld in elkaar. De lagen die we afpellen, onthullen minder verborgen waarheden dan psychologen ons willen doen geloven. Eerder oneindige regressies van zelfbespiegeling. Toch wordt menselijke psyche nog altijd eindeloos ontleed. Maar hoe verder we graven, vinden we dan wellicht minder?
Meer analyseren, meer verdwalen
Hoe meer we analyseren, des te meer we dreigen te verdwalen in theoretisch geneuzel, intellectuele acrobatiek en eindeloze diagnostische labels als voor waar aangenomen. Daarmee bedoelen we ook dat het ineens onze branding en identiteit vormt, waarmee we blinde vlekken creëren en voorbij gaan aan ons oneindig vermogen tot herontdekking en sturing. Daarom moest ik hard lachen om Robbie Williams’ speech van laatst. Kijk en oordeel zelf.
Waar we verlichting zoeken, vinden we complexiteit. Waar we leed wil verzachten, creëren we nieuwe structuren van zelfrechtvaardiging. Dit alles heeft gevolgen in het werkende leven voor ons allemaal. Onze laat-therapeutische cultuur moedigt een obsessie met psychologie aan. We leren dat we onszelf moeten begrijpen, onze trauma’s moeten verwerken, ons innerlijke kind moeten omarmen en de delen van onszelf moeten integreren. Vanzelfsprekend is daar niks mis mee en is het tot op zekere hoogte ook nodig voor onze evolutie. Maar in plaats van bevrijding, leidt dit regelmatig tot verstikking met uitwerkingen in het bedrijfsleven.
Zelfreflectie wordt zelfbeslag; een gevangenis waarin we eindeloos bezig zijn met het ontleden van gevoelens, terwijl het ware doel—leven en werken—op de achtergrond raakt. Dit is waarom therapie in veel gevallen niet bevrijdt, maar mensen opsluit in de illusie dat ze zichzelf via eindeloze introspectie kunnen overstijgen. We vergeten de middenlijn waar we op uit willen komen, oftewel balans. Waarbij gevoelens nog altijd evenwichtig meetellen.
Andere kijk is niet verkeerd
Een andere kijk op psychologisch welzijn in het bedrijfsleven zou niet verkeerd zijn. Misschien is niet alleen betere psychologie de oplossing, maar vooral minder. Niet de verbetering van mentale structuren, maar het loslaten ervan en vervangen door de koppeling tussen persoonlijke en gezamenlijke beraden. Daarmee houden we oog voor wat geldt, namelijk de uitkomsten.
Therapie zou namelijk niet alleen moeten streven naar een geoptimaliseerde ik, maar naar een ik die meer handelt met het uitgangspunt om het ik te koppelen aan het algemeen collectief. Waarmee bewustzijn het zelf koppelt met anderen—zeker in deze tijd. Ik pleit nooit voor vergetelheid of doorgaan op automatische piloot. Laat dat duidelijk zijn. Ik pleit voor een denkkracht waarmee de aansluiting niet verloren gaat en flexibel blijft.
De kracht van minder psychologie in het bedrijfsleven
In het bedrijfsleven zien we een glashelder voorbeeld van waarom minder psychologie best wenselijk is. De meest succesvolle leiders en werknemers zijn niet degenen die eindeloos reflecteren op hun onzekerheden, maar degenen die handelen. Te veel psychologisch zelfonderzoek leidt tot besluiteloosheid en inertie in plaats van in actie blijven.
In een wereld waar snelheid, effectiviteit en aanpassingsvermogen cruciaal zijn, is de meest waardevolle mindset er een van weten wanneer strategische onthechting belangrijk is en wanneer introspectie nodig is. Weten wat te kiezen, betekent constant bewegen op deze schaal.
Neem de klassieke manager die zichzelf overanalyseert met vragen zoals: wat zegt mijn angst over mijn jeugd? Hoe beïnvloedt mijn persoonlijke verhaal mijn leiderschapsstijl? Enzovoorts. Dit soort introspectie kent een plaats en een tijd. Maar verkeerd aangegrepen, kan het tot verlamde besluitvorming, verminderde effectiviteit, ontkoppeling en andere ruis leiden.
Niet gegijzeld worden door psychologie
Kortom, minder psychologie betekent regelmatig in de praktijk er niet door gegijzeld worden en veel dieper kunnen nadenken, wat een voorwaarde is voor zaken zoals innovatie. Het vermogen om te handelen zonder een overdaad aan psychologische ballast is een cruciale succesfactor. Plus, uit ervaring kan ik eraan toevoegen dat de kans op misbruik van psychologische gegevens van anderen kleiner wordt.
Jaren geleden waren we nog zo vol van agile werken. Weten jullie dat nog? Het woord kwam zo’n beetje in iedere vacaturetekst voor en in bijna ieder vakgebied. Exact dat kunnen we in dit verband terughalen: flexibel zijn om datgene erbij te pakken wat nodig is, zonder ergens volledig in te verzanden.
Bovendien zien we dat bedrijven die doorschieten in psychologisch management—denk aan eindeloze feedbackloops en therapeutische werkculturen—vaak ten onder gaan aan bureaucratie en besluiteloosheid. Ik voeg uit ervaring eraan toe: aan intriges. Psychologische verneveling in plaats van fixatie is hier de sleutel. Of zoals het oude gezegde luidt: peper erin en gaan.
Waarom filosofie effectiever is
Waar psychologie faalt in haar introspectieve eindeloosheid, biedt filosofie een veel krachtiger alternatief: nadenken over morele principes, ethische richtlijnen en structurele oplossingen. In plaats van de eigen psyche uit te pluizen tot onwerkbare mozaïek, verlegt filosofie de focus naar de plaats van het ik in de wereld, naar wat juist is en hoe we willen handelen. Grote denkers zoals Nietzsche, Kant en Aristoteles boden geen zelfhulpmodellen, maar denkkaders die het individu overstegen. En die we vandaag de dag nog altijd even graag omarmen…
In de nabije toekomst zal deze verschuiving onvermijdelijk zijn en duidelijk zichtbaar worden. Kunstmatige intelligentie en automatisering nemen nu al een groot deel van het cognitieve werk over. Wat overblijft, is de noodzaak om na te denken over de grotere vraagstukken: hoe richten we samenlevingen in en hoe past het bedrijf daarin? Wat is rechtvaardig? Hoe behouden we integriteit in een steeds veranderende wereld? Hoe drukken we (uiterst kleine) minderheden er niet uit? Hierin ligt de ware intellectuele uitdaging—in het scherpen van de geest op de vragen die er echt toe doen.
Door: Dina-Perla Portnaar