Verandering ontstaat pas echt als de mensen op de werkvloer dingen anders gaan doen. Vrijwel alle veranderboeken richten zich op de managers die veranderingen starten of trekken.
Hans Vermaak schreef eerder Leren veranderen en Plezier beleven aan taaie vraagstukken, boeken voor leidinggevenden. Wanneer verandering tot stand komt, is dat vaak niet op hun conto te schrijven, maar juist op dat van hun medewerkers die als eerst het nieuwe gewenst gedrag vertonen. Juist op die brede doelgroep heeft Vermaak zijn nieuwe boek gericht. We zijn gewend groot te denken in complete systemen en ingewikkelde organisaties. De eindgebruiker, het individu moet dan in de mallen en hokjes van het systeem passen. Nu de complexiteit om ons heen exponentieel toeneemt, is deze manier van denken steeds minder effectief. Bij complexiteit heb je een andere manier van kijken nodig, van klein naar groot. Samen met een kleine groep anderen in de eigen omgeving uitvogelen hoe je kunt vernieuwen en het daarna gewoon uitproberen. Niet te veel denken, want dan komen de oude patronen die ons eerder hebben vast laten lopen weer naar voren en krijg je meer van hetzelfde. In deel 1 van zijn boek gaat Vermaak juist hierop in. Door samen concrete klussen op te pakken en al doende te leren, meerwaarde voor anderen realiseren. Die meerwaarde maakt dit deel het belangrijkste van het boek. Zo dien je het vraagstuk. Iedere verandering vindt plaats in een context die kan blokkeren of ondersteunen bij lokale vernieuwing. Die omgeving meenemen en de weg tonen, is randvoorwaarde voor het slagen van je proces. Te weinig aandacht voor de context zorgt ervoor dat je tegen de stroom in moet roeien en minder voor elkaar krijgt. In deel twee van het boek behandelt de auteur het DNA van de organisatie, hoe een werkbaar veranderontwerp eruitziet, welke rollen te verdelen zijn, hoe je mensen meeneemt en de verandering verspreidt. Kortom, welke voorwaarden je moet scheppen voor vernieuwing.