Zo eens in de zoveel tijd komt er een boek(je) voorbij waarvan het hart een klein sprongetje maakt. Een sprankje hoop misschien. Een lichtpunt. Verdraaide organisaties van Wouter Hart is zo’n boek. Hart (in samenwerking met Marius Buiting) legt onomwonden en toegankelijk uit dat veel moderne organisaties zijn vastgelopen in de systeemwereld, en zijn vergeten dat ons alledaags handelen gaat over betrokkenheid, relaties, bedoelingen en eigenaarschap. De schrijver reflecteert vanuit ervaring en gesprekken op de vraag: ‘Wat is een goede organisatie en welke besturing hoort daarbij?’
Er zijn twee werelden. De leefwereld en de systeemwereld. De leefwereld is de werkelijke wereld zoals we die ervaren, de zorg die we verlenen, het product dat we verkopen, de mensen die we ontmoeten, enzovoort. De systeemwereld is de wereld die deze activiteiten in de leefwereld moet ondersteunen: een deugdelijke bureaucratie, regels, targets, enzovoorts. De ervaring die dit boek uitademt, is dat veel organisaties of managers deze systeemwereld, die slechts dienstbaar zou moeten zijn aan de leefwereld, tot doel verheffen, zonder dat ze het zelf doorhebben. De boodschap is dan ook: men heeft in organisatieland de betekenis van goed organiseren geperverteerd door net te doen alsof goed organiseren (voornamelijk) een systeemactiviteit is (plannen, controle, beheersing), terwijl het in wezen een praktijk is die gericht is op gezamenlijk handelen in het hier en nu.
Niemand kan het oneens zijn met ‘de bedoeling’
Lees ook:
Van beheersing naar bedoeling
Met ‘de bedoeling’ bedoelt Hart een soort intuïtief fenomeen waarmee eigenlijk niemand het oneens kan zijn. Dit zit verscholen in onze alledaagse taal: ‘Dat kan toch niet de bedoeling zijn!’ Van dit alledaagse talige fenomeen maakt Hart de kern van zijn boodschap. Iedere vorm van organiseren heeft een bedoeling, een bestaansreden. Zorgorganisaties bestaan om goede zorg te verlenen. Financiële dienstverleners om deugdelijke financiële producten te verlenen. Het gaat dan ook steeds over de denkrichting: begin je te denken vanuit de bedoeling van de organisatie, of vanuit de systemen die de organisatie heeft gecreëerd?
Eigenlijk, zo zou je kunnen zeggen, is dit boek een praktische technologiekritiek. De wijze waarop systemen zich verhouden tot de leefwereld (Habermas), tools en instrumenten zich verhouden tot de betekenis van zijn (Heidegger), of hoe werk en arbeid zich verhouden tot vrij handelen (Arendt) is een breed en enorm wijsgerig thema. Het knappe van dit boek is dat het uitspraken doet die enerzijds deze thematiek wel raakt, maar anderzijds zo bescheiden is in haar formulering dat het geen onrecht doet aan de complexiteit van deze problematiek. Dit zorgt ervoor dat dit boek erg gemakkelijk leesbaar is, maar toch aanstuurt op een geweldige (organisatorische) diepgang.
Zelfkennis
Het mooiste gedeelte van het boek vind ik de zelfkennis. Hart presenteert immers een model aan zijn lezers. Deze kunnen dit model toepassen op hun organisatie. Dit zou betekenen dat de slang zich in zijn eigen staart bijt: Hart heeft juist in zijn model gepleit om minder te denken vanuit modellen. Maar zegt hij: het is niet een model dat je kunt toepassen, zoals je een bepaalde techniek toepast. ‘Je ziet het pas als je het snapt’, verwijst Hart naar Cruijff. Het model stuurt niet aan op implementatie (doen), maar op gedragsverandering (zijn).
Een ander pluspunt van dit boek is de vormgeving. De afbeeldingen en de tekst zijn als het ware over elkaar gelegd. De plaatjes en ‘modellen’ zijn allemaal speels getekend, het boek straalt daardoor een en al plezier uit.
Wat is goede besturing? Wat is een goede organisatie? Er verschijnen talloze boeken over, en eigenlijk gaan ze allemaal uitsluitend over de techniek. Eindelijk is er binnen dit thema een boek die gewoon gaat over het zijn.
Bron: Henk den Uijl, beleidsmedewerker bij de Nederlandse Vereniging voor Toezichthouders in Zorginstellingen.