Op 9 juni overleed prof.dr. Léon de Caluwé, op 69-jarige leeftijd. Hij was een invloedrijk adviseur en belangrijk managementdenker. Samen met Hans Vermaak ontwikkelde hij de kleurentheorie en schreef hij Leren Veranderen. Deze tekst werd door Hans Vermaak uitgesproken bij de uitvaart van Léon.
Léon ging na zijn studie sociale psychologie in Utrecht aan de slag bij het Katholiek Pedagogisch Centrum als trainer en adviseur. Hij rolde dus al meteen in het adviesvak. De meeste mensen zullen hem echter vooral kennen als adviseur van Twynstra Gudde en als hoogleraar bij de Vrije Universiteit. Léon was niet van het verkassen. Hij kwam bij Twynstra Gudde in 1988, werd er senior partner en ging er nooit meer weg. In die kwart eeuw heeft hij het bureau zeker zo veel gevormd als het bureau hem. Hij deed dat vooral door zich druk te maken over de ontwikkeling van het vak en vakgenoten. Typerend daarin was het optrekken met vier andere bollebozen in O3 – een ontwikkelclubje dat de lat hoger legde voor de rest. Maar ook in het opzetten van kenniscentra, zoals over veranderkunde. Hij werd daarmee een anker voor binnen, naast een gezicht naar buiten. Daar deed hij adviesopdrachten in allerlei mogelijke omgevingen. Soms lang, soms kort, meestal samen. Ook bij de Vrije Universiteit verbleef hij zolang als hij kon: snel na zijn promotie en tot zijn emeritaat was hij vijftien jaar actief als een docent die wist wat in de praktijk speelde. Zijn laatste studentencollege kreeg hij dan ook staand applaus. Maar vooral snapte hij als promotor hoe het is voor mensen uit de praktijk om een proefschrift te maken. Er zijn hier vandaag heel wat van zulke buitenpromovendi die hij begeleidde. Of – zoals ook bij mij – waar hij bij de verdediging in het bankje zat om je buitengewoon vriendelijk aan de tand te voelen. Daarnaast leidde hij bij de Universiteit het Center for Research on Consultancy. Als je Léon vroeg waar die van was, dan noemde hij drie onderwerpen: spelsimulaties, adviseren en veranderen. Daar schreef hij over, daar leidde hij mensen in op, daar deed hij onderzoek naar. Léon was trots op zijn lange lijst van publicaties, dus het is in zijn geest op wat wapenfeiten te melden. Hij schreef meer dan 100 publicaties, waaronder een heel stel boeken. Eentje zelfs in het Russisch. Sommigen met prijzen. Hij maakte daarmee taal en verhaal voor het vak. Hij maakte ook deel uit van allerlei raden en commissies. Zelf noemde hij dan de Adviesraad Voortgezet Onderwijs of zijn adviesrol bij de Raad voor Europa. Meer recent kan je denken aan de wetenschappelijke raad van de OOA, bestuurslid van de Academy of Management of lid van de tijdschriftredacties zoals M&O. Het was zijn manier om de vakgemeenschap te dienen. Maar vooral was Léon docent. Zijn wortels als pedagoog kon hij blijkbaar niet loochenen. Soms gaf hij les in eigen programma’s, maar vooral als gastdocent in honderden opleidingen. Letterlijk. En daarin was hij een verhalenverteller. Hij kon zo een lange ochtend volpraten over kleurendenken of over vuilnisvat-besluitvorming. En dat was allesbehalve saai. Hij speelde daarbij zowel met de inhoud als met de zaal. Hij bereikte er half Nederland mee. Onvermoeibaar, zo leek het soms. Dit is zijn de grote lijnen en de zichtbare prestaties. En Léon heeft er de nodige erkenning voor gekregen. Terecht. Toch denk ik bij Léon meer aan kleine momenten dan grote lijnen. Meer aan hoe het was om samen op te trekken dan wat dat opleverde. Daar wil ik twee dingen van uitlichten. Ten eerste: Léon en ik schreven in 1998 in het klooster Koningshoeven bij Tilburg de eerste versie van ‘Leren Veranderen’. Een combinatie van contemplatie, een goed gesprek, teksten schrijven aan een klein bureautje en een tripel in de avond. De contemplatie ging over het leven, maar vooral ook over het vak. Over wat het nou voorstelt, wat schone schijn is en wat van waarde is. En hoe je dat dan vangt in woorden, verder ontwikkelt en toegankelijk maakt voor anderen. Die gesprekken bleven we hebben buiten het klooster de jaren erna. Ze stonden voor het pendelen tussen theorie en praktijk. Voor het gat tussen wens en werkelijkheid. Maar vooral voor de waarde van weifelen. Ik heb met Léon altijd een wantrouwen gehad voor mensen die het allemaal weten. Dat kan niet waar zijn. In die zin was Léon gemankeerd als expert. Hij was niet perfect en had niet alle antwoorden, want stond liever onderzoekend in het leven. Puzzelend, uitproberend – en stripfiguren tekenend op zijn blocnote. Ik ben van dat weifelen – mede door Léon – leren houden. Dat is ook wel nodig, want de twijfel wordt er niet minder op met de jaren: je weet steeds meer wat je niet weet. Tegen zijn pensioen werd het voor Léon soms zelfs te groot. Maar het weifelen maakte dat je hem kon vertrouwen. Als mens, maar ook als een van de invloedrijkste adviseurs van het land.