Oerganisatie-denken is het idee dan biologische en culturele evolutie op dezelfde basisprincipes zijn terug te voeren. Biologie zou een verplicht onderdeel moeten zijn van elke managementopleiding.
Oerganisatie-denken is het idee dan biologische en culturele evolutie op dezelfde basisprincipes zijn terug te voeren. De lessen die te trekken zijn uit de ontwikkeling van het leven op aarde, vertellen ons ook het nodige over maatschappelijke ontwikkelingen en processen in organisaties. Biologie zou een verplicht onderdeel moeten zijn van elke managementopleiding.
Een belangrijk inzicht heeft te maken met de vraag of samenwerkingsverbanden een tijdelijk of juist meer permanent karakter hebben. We zien in onze moderne maatschappij een zorgwekkende trend richting steeds verdergaande flexibilisering, van tijdelijke samenwerkingsverbanden. Dit uit zich in tijdelijke arbeidscontracten, ZZP-constructies maar ook in flitskapitaal, zwevende kiezers, internationale arbeidsmobiliteit en hoofdkantoren van multinationals die even makkelijk van vestigingsplaats wisselen als pionnen op een schaakbord, op zoek naar belastingparadijzen of nog gunstiger vestingcondities. De winst die uit flexibilisering te halen valt lijkt inmiddels wel verzilverd en de nadelen laten zich steeds nadrukkelijker gelden; nu niet alleen bij de afhankelijke partijen – bijvoorbeeld de gedwongen ZZP-er – maar ook bij bedrijven die eerst nog voorop liepen in de flexibiliseringstrend.
Welbegrepen eigenbelang
De natuur is zeker geen idyllisch paradijs. De harde strijd om het bestaan bepaalt wie overleeft en zijn genen een generatie verder krijgt. Egoïsme is de default optie en – hoe vreemd het oog mag klinken – naastenliefde en opofferingsgezindheid in hun platonische vorm zijn afwezig. Toch zien we wel degelijk indrukwekkende vormen van samenwerking ontstaan in de natuur. Hoe is deze paradox te verklaren?
Sociale insecten als mieren zijn een excellent voorbeeld van samenwerking. Maar ook verschillende soorten werken vaak eendrachtig samen; vogels die parasieten uit de vacht van buffels pikken of als tandenstokers de bek van een krokodil schoonmaken. Vaak ook nemen deze vormen van samenwerking tussen soorten een meer permanent karakter aan; parasitaire bacteriën in onze darmen hebben in de loop der tijd een deel van het verteren van voedsel op zich genomen en ze doen dit zo goed dat we zelf deze vaardigheid verleerd hebben en op dit punt helemaal op onze voormalige uitbuiters vertrouwen. Deze bacteriën doen dan overigens niet uit pure naastenliefde; ze hebben in onze darmen een ideale woonomgeving gevonden en hebben er belang bij dit onderkomen gezond en vitaal te houden. Hun inzet is dus primair egoïstisch, maar het heeft als neveneffect dat wij er ook van profiteren. Uit dergelijke win-win situaties groeide permanente samenwerking. Biologen hebben aangetoond dat alle complexe meercellige levensvormen die we nu kennen (planten, dieren, mensen) het resultaat zijn van samenwerkingsverbanden van voorheen solistisch opereren individuutjes (eencelligen). Cooperation pays!
Kenmerkend voor deze samenwerking is dat het niet tijdelijk is. Waar wel tijdelijke samenwerkingsvormen ontstaan, ligt altijd het gevaar van freeriders en misbruik op de loer. Het koekoeksjong spert zijn grote, felgekleurde bek open en zijn onwetende stiefouders – bijvoorbeeld een paartje heggenmussen – kunnen niet anders dan af- en aanvliegen met wormpjes en ander voedsel om het daar in te stoppen. Kennelijk komt deze vorm van parasitisme niet vaak genoeg voor om er een beschermwal tegen op te werpen. Waar dit wel het geval is, ontstaan ingenieuze wapenwedlopen tussen misbruikers en misbruikten, zoals de immuunsystemen van mensen en dieren laten zien in hun niet aflatende strijd tegen steeds weer nieuwe ziektekiemen.
Tijdelijke samenwerking
We vinden in de natuur echter ook meer harmonische vormen van tijdelijke samenwerking. Het Portugees Oorlogsschip (zie foto) is daar een uitstekend voorbeeld van. Dit lijkt op een gigantische, gelei-achtige kwal met giftige slierten die in het water hangen en een soort zeil dat boven het water uitsteekt en gebruikt wordt om zich te verplaatsen. Oppervlakkig lijkt het Portugees Oorlogsschip een kwal, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat het een tijdelijke, soms semi-permanente samenwerking is van vier zelfstandige soorten poliepen. Afhankelijk van de omstandigheden – waterstromingen in de oceaan, voedselaanbod, de temperatuur van het zeewater – leven deze poliepen als solisten of sluiten ze zich met tienduizenden soortgenoten aaneen tot het Portugees Oorlogsschip. In dat laatste geval specialiseren ze zich tijdelijk in specifieke functies (ze vormen bijvoorbeeld de giftentakels, verteren voedsel of dragen bij aan de voortbeweging door onderdeel te zijn van het ‘zeil’ op de rug van het Oorlogsschip). Biologen denken dat dit soort tijdelijke samenwerkingspatronen de voorlopers waren van meer permanente samenwerkingsconstructies, dus van alle moderne meercellige organismen.
Uiteraard zijn er nog wel een paar voorbeelden van tijdelijke samenwerkingsverbanden te noemen in de natuur, maar wat toch het meest opvalt, is de schaarste van dit soort voorbeelden. Het overgrote deel van de moderne levensvormen en zeker de meest succesvolle daarvan, zijn meercellig en de samenwerking van de onderdelen heeft een permanent karakter. We zouden kunnen stellen dat de natuur flexibiliteit en tijdelijke samenwerking uitgeprobeerd heeft …, en het te licht bevonden heeft!
Menselijke organisaties
Net als de vier poliepen die het Portugees Oorlogsschip maken, heeft ook de mens de keuze op welke manieren hij met anderen samenwerkt: niet, tijdelijk, permanent, in grotere of kleinere verbanden, als specialist of generalist. En net als in de biologische evolutie zien we hier een proces optreden dat samenwerking de neiging heeft steeds meer permanent te worden. Van de autarkie van onze verre voorouders is weinig meer over. De Britse econoom en filosoof Mat Ridley typeert culturele en economische vooruitgang als specialisatie in arbeid en generalisatie in consumptie. Taakverdeling, functiespecialisatie en daaraan gekoppeld functieverwaarlozing met als gevolg onderlinge afhankelijkheid, begon al heel vroeg in onze geschiedenis en heeft in de moderne tijd een onvoorstelbare omvang bereikt. Bij de productie van elk dagelijks voorwerp – een toetsenbord, een pen, een spijkerbroek – zijn tienduizenden mensen betrokken en het productieproces zelf is uitgesmeerd over vele tientallen of honderden bedrijven. Alleen door deze verregaande specialisatie is het hoge technologische niveau mogelijk dat onze welvaart garandeert. Naast specialisatie in productie zien we gelijkopgaand een trend naar generalisatie in consumptie. Zelfs iemand met een modaal of minimum inkomen kan tegenwoordig veel meer diverse producten consumeren dan pakweg drie eeuwen terug nog aan de maatschappelijke bovenlaag was voorbehouden.
Stappen achteruit
Zoals ik in de inleiding al schreef, zien we op allerlei vlakken in onze maatschappij en in bedrijfsorganisaties een trend naar verdergaande flexibilisering. Samenwerkingsverbanden krijgen steeds meer een tijdelijk karakter. Tot nu toe wogen de voordelen nog op tegen de nadelen, dit zeker voor de economische meer machtige partij. Werkgevers profiteerden van flexibilisering terwijl de onvrijwillige ZZP-er voor de kosten mocht opdraaien. Deze externalisering of afwenteling van kosten op het collectief, heeft al veel ellende veroorzaakt, bijvoorbeeld in termen van onzekerheid of de moeite die het een ZZP-er kost om een hypotheek te verkrijgen.
We bereiken echter het punt waarop ook bedrijven de nadelen van nog verdergaande flexibilisering gaan ondervinden. Nobelprijswinnaar Ronald Coase wijst op de snel stijgende transactiekosten; het zoeken van flexkrachten, hen inwerken, de afbreukrisico’s, het verlies van menselijk kapitaal en dergelijke maken dat ook bedrijven niet eindeloos kunnen doorgaan in het uitbesteden van werk of het inhuren van tijdelijke arbeidskrachten. Nu beide partijen zelf de voor- en nadelen van flexibilisering ervaren hebben, kan de discussie plaatsvinden wat dan wel een optimaal niveau van flexibilisering zou kunnen zijn, waar de opbrengsten het grootst en de kosten het kleinst zijn. In deze afweging moeten we dan wel alle kosten en baten betrekken en het zeker niet vanuit een beperkt bedrijfseconomisch perspectief bezien. Mogelijk dat we dan tot dezelfde conclusie komen als de evolutie eerder deed; dat duurzaamheid en permanente samenwerking uiteindelijk toch de beste keuze is …
Auteur: Henk Verhoeven
Henk Verhoeven schreef ‘Oerganisatie. De evolutie van samenwerking, van mierenhoop tot multinational’ (Maven Publishing, 2013), waarin hij verschijnselen als samenwerking, moraal, management, economie en technologie vanuit een evolutionair perspectief bekijkt. In het dagelijks leven is hij werkzaam als docent Toegepaste Psychologie aan de Fontys Hogescholen.
Leestip
Lees ook Leren Samenwerken (Managementboek van het Jaar 2013).