Het middenmanagement kan gewoonlijk op nogal wat kritiek rekenen. Een onderzoek van Stanford-econoom en voormalig Bush-adviseur Edward Lazear toont volgens The Atlantic aan dat deze managers hun slechte reputatie niet helemaal verdienen. Ze hebben namelijk een heel belangrijke functie als leraar en/of motivator.
Bazen managen werknemers en de prestaties van die mensen hangen in grote mate af van die manager. Hun invloed valt moeilijk te kwantificeren, maar Lazear en zijn collega’s deden hier toch een poging toe. Ze analyseerden de prestaties van 23.878 werknemers die in teams geleid werden door 1.940 bazen. De teams deden repetitief werk en kregen ruwweg elke vier maand een nieuwe baas toegewezen.
Motivator en leraar
Uit dit onderzoek bleek dat bepaalde bazen consistent betere resultaten boeken dan anderen. Wiskundig gezien komt de vervanging van een slechte door een goede baas overeen met het toevoegen van extra teamlid. ‘Het feit dat er grote variatie is (in de prestatie van teams onder verschillende bazen) impliceert dat bazen een substantieel productiviteitseffect hebben op hun teams”, schrijven de auteurs.
Goede bazen onderscheiden zich volgens Lazear en co op twee manieren: door hun team te motiveren en door als leraar te fungeren. Het onderzoek besluit dat die tweede functie goed is voor twee derde van het ‘productiviteitseffect’. Het geheim van een goede baas is dus vooral mentoring.
Speculatieve conclusie
De paper bevat nog een ander interessante, doch speculatieve conclusie. Volgens de onderzoekers is de gemiddelde manager immers 1,75 waardevoller in termen van productiviteit dan de gemiddelde werknemer, wat ongeveer overeenkomt met het verschil in loon.
Bron: Express.be.